Ik durf het eigenlijk niet te zeggen, maar wij hebben deze week met ons gezin gegourmet. Bij ons thuis, vroeger, was daar uiteraard geen sprake van. Ik bedoel gourmetten. Dat hoort thuis in de jaren ‘70, in het burgerlijke rijtje begrippen als fonduen, ribfluweel, kurk op de muur, open keuken, barkrukken (in je eigen keuken), zitzak, poef, houten schrootjes, oranje interieur, steengrillen, lavalamp, enfin u begrijpt vast wat ik bedoel ... Maar ja, onze kinderen hadden het bij andere mensen thuis gezien en gedaan en vroegen ‘waarom wij dat thuis ook niet doen’. Probeer dat maar eens uit te leggen in deze tijd – trefwoorden als anti-fascisme, anti-autoritaire opvoeding, Bildungs-ideaal en dergelijke hebben natuurlijk op deze generatie geen uitwerking meer. En dus kochten we een gourmetstel – in de aanbieding weliswaar – maar toch een gourmetstel! En omdat één van onze gezinsleden jarig was, gingen we gezellig met z’n allen gourmetten.
Eén probleem: ik heb maar twee keer in mijn leven gegourmet, beide keren uiteraard buitenshuis. Maar de eerste keer dat ik ‘het’ gedaan heb, was ik al getrouwd en een jaar of 26-27. Best nog wel een pokkenwerk om alles zo fijn en klein te snijden. Maar goed, we waren goed beslagen ten ijs gekomen en konden beginnen. Een van onze dochters wees beleefd op de penetrante geur die de hete plaat afgaf, vergezeld van een klein walmpje. Ach ja, de eerste keer kan de plaat een beetje een geur afgeven lazen we – achteraf natuurlijk – in de gebruiksaanwijzing. Maar goed, we konden eindelijk beginnen. Omdat de kinderen honger hadden, vielen ze ongeduldig aan op het gourmetstel en het poppenservies. Helaas, haast en gourmetten gaan niet samen. Hier ging het bakje met geklutste eieren al over de tafel èn het bestek heen, daar dreigde het bakje olie al om te gaan, terwijl een ander kind bijna zijn hand brandde.
Maar na enkele moeilijke opstartmomenten konden we daarna genieten van een gezellige gourmetmaaltijd. Wat duurt dat allemaal lang! En er waren maar acht pannetjes en we zijn met zijn zessen. Na ruim twee uur maakten we uitgeput een einde aan de maaltijd, maakten een snelle inventaris van de schade en sommeerden de kids om naar bed te gaan – het was inmiddels na half negen ’s avonds ... ‘Hadden we er geen brood bij moeten doen’, vroeg ik half mompelend aan mijn vrouw, terwijl ik me stilletjes afvroeg waarom ik nog steeds honger had. ‘Tja, denk het wel’ antwoordde mijn eeuwig behulpzame echtgenote, ‘pita’s!’ Volgende keer! Uit pure wanhoop had ik, om de honger te stillen, aan het einde van het gourmetten stukjes dungesneden kweepeer op de hete plaat geroosterd. Lekker, dat wel, maar later bleken de restjes aangekoekte kweepeer met moeite van de bakplaat verwijderd te kunnen worden.
Later zou ik op internet lezen dat gourmetten een typisch Nederlandse gewoonte is, overgewaaid uit Azië. Kortom: een nepervaring waarbij je de ‘terug naar de natuur’-ervaring probeert te krijgen. Zelf met je eigen pannetje boven een klein vuurtje als jager-verzamelaar een karig maaltje klaarmaken. Zoiets. Nog nepper dan een open haard, een vuurkorf in je Vinex-tuin, een levensgroot aquarium met tropische vissen in je huiskamer (terwijl het buiten sneeuwt, waait of stortregent ...). Ook las ik dat gourmetten in Nederland typisch in de wintermaanden gebeurt, bij uitstek in december, met Kerst. Wat me weer bij die radioverslaggever brengt die afgelopen week bij mij op de bank vraagt wat Kerst voor Joden betekent. Tja, niet zo veel denk ik? Hoewel Chanoeka en Kerst bij nader inzien wel bepaalde elementen delen, leg ik voorzichtig (aan mezelf?) uit. Het zijn allebei winterfeesten, in december, en allebei lichtfeesten. Beide worden gevierd in de buurt van de kortste dag van het jaar. En – daar dacht ik pas recent aan – beide zijn op de datum van de 25e van de maand. De één van de zonnemaand (25 december), de ander van de maanmaand (25 Kislev). En verdraaid, beide feesten hebben een Messiaanse component. Voor het Kerstfeest is dat voor Christenen duidelijk, voor Chanoeka voor Joden misschien minder. Toch staat het in het Ma Oz Tzur, vooral het laatste couplet. We lezen daar: ‘wekarev ketz hajesjoea’, en breng naderbij het einde der redding. Ook lezen we dat de zeven herders moeten opstaan. Een verwijzing naar een cryptisch vers in Micha (5:4): ‘En hij / dit zal vrede zijn. Wanneer Asjoer in ons land komt, en wanneer hij onze paleizen betreedt, dan zullen wij tegen hem zeven herders stellen en acht vorsten uit de mensen’. Deze zeven herders zijn volgens sommigen Awraham, Jitschak, Jakob, Josef, Mosje, Aaron en David. Volgens anderen Adam, Seth, Metusjelach, Awraham, Jakob, Mosje en David. Maar wat zijn die acht vorsten? Volgens sommigen zijn dat de eerder genoemde zeven herders samen met de Masjiach! Bovendien is Chanoeka acht dagen, een getal dat staat voor de verloste wereld. Volgens sommigen staat het woord MaSjIaCH in het Hebreeuws voor: Madlikiem Sjemoneh Jemee Chanoeka – we steken acht dagen de Chanoekia aan!
Chag samech alvast en Sjabbat sjalom!