Binnen de verhalencyclus van de aartsvaders in Bereesjiet is een prominente rol weggelegd voor Awraham, maar vooral ook voor Jakov. In de reeks verhalen over Jakov heeft zijn geliefde zoon Joseef weer een belangrijke plaats.
In de parasja van deze week, Wajesjev, lezen we hoe de relaties in de familie van Jakov, net als die van Awraham en Jitschak overigens, ontsporen. Niet gewoon verstoorde relaties, maar een echt gewelddadige escalatie. Eén die we zelfs niet hebben gezien in het verhaal van Jakov en Esav – daar is er wel de dreiging van geweld, maar die eindigt uiteindelijk in een verzoening tussen beide broers (zie parasja Wajetsee), waarbij geen enkel gewelddadig element meer voorkomt. Hoe anders bij Joseef en zijn broers.
Door zijn wat ijdele houding als geliefde zoon van zijn vader, weet hij de haat van zijn broers op te wekken. Echte haat, want ze willen hem zelfs doden! Maar dat vinden sommigen toch wat ver gaan, het eigenhandig doden van een broer. Als alternatief wordt gekozen om hem in een put te gooien, misschien wel een nog wreder lot om daar langzaam weg te kwijnen in een warm klimaat en zonder eten en drinken. Bovendien zitten putten vaak vol met allerlei vervelende schadelijke dieren – volgens de rabbijnen was de put vol met schorpioenen en slangen en werd Josef door een wonder gered van hun giftige beet. Net zoals Daniël in de leeuwenkuil uit de bek van de roofdieren werd gered door God. Dan komt een andere broer met nog een beter idee – laten we hem verkopen aan de rondtrekkende karavanen van Ismaelitische handelaren. Zo gezegd zo gedaan en Joseef komt in Egypte terecht. De rest van het verhaal ga ik niet verklappen – dat mag u de volgende weken meelezen met het leesrooster van sjoel …
Hoe moeten we deze verhalencyclus rond Joseef begrijpen? Pure fictie zeggen sommigen. Anderen zien er wel een historische kern in en verbinden het met de Egyptische geschiedenis, waarbij sommige archeologische vondsten aanknopingspunten zouden bieden. Volgens een relatief nieuwe theorie zouden er verschillende oorsprongsmythen bestaan over de herkomst van de Hebreeërs: één die de aartsvader Awraham in Mesopotamië plaatst, en een ander die de herkomst in Egypte plaatst. De oude Hebreeërs zouden dan afstammen van de semitische Hyksos-groepen die later naar Kanaän gingen en de bergen bewoonden. In deze visie was er dus nooit een intocht in het land, omdat de oude Hebreeërs gewoon locals waren in Kanaän, die ooit deels voortkwamen uit bepaalde groepen uit Egypte die naar Kanaän migreerden. Zoiets, want ik ben geen Tenach-expert. Hoe het ook zij, de traditionele visies verwerpen uiteraard deze academische visies.
Maar wat kunnen we dan wel zeggen vanuit een meer traditionele visie die de antwoorden meer in Tenach zelf zoekt? Het gaat dan mogelijk om een weerspiegeling van de relaties tussen tijden waarin de stammen in vrede met elkaar leven – de periode onder David en vooral koning Sjlomo – en tijden waarin er twee rijken waren, waarin soms het Noordelijke Rijk dominant was en soms het Zuidelijke. Het Noordelijke Rijk van de Tien Stammen wordt vooral met Joseef verbonden en het Zuidelijke met de stam Joedah. En laten dat nu net de twee dominante figuren zijn in de verhalencyclus rond Joseef. Maar laten we de concrete weergave van een stammenstrijd in het boek Richteren (Sjoftiem) niet vergeten. Daar lezen we in de hoofdstukken 19-21 schokkende verhalen over hoe hoog het geweld tussen stammen kan oplopen.
Het verhaal begint met een Leviet die een bijvrouw heeft en in Gevah (letterlijk: heuvel) te gast is, het gebied van de Benjaminieten. We moeten hier even bedenken dat Joseef en Benjamin de kinderen zijn van de geliefde vrouw Rachel en dat Joseef en Benjamin, maar ook Jakov en Benjamin, innig met elkaar verbonden zijn in de Joseef-verhalen. 's Nachts verzamelen de inwoners van Gevah zich voor het huis waar de gasten verblijven en eisen de vreemde man op om daar seksuele gemeenschap mee te hebben – net als in he verhaal in Sodom. De Leviet geeft hen zijn bijvrouw en deze wordt op brute wijze verkracht door de inwoners van Gevah en sterft.
Alsof het niet allemaal schokkend genoeg is, snijdt de Leviet zijn bijvrouw in stukken en stuurt een stuk van het lijk aan elke stam van Israël. Na uitleg te hebben gekregen over hetgeen is voorgevallen, verklaren de stammen van Israël de oorlog aan de stam Benjamin, die uiteindelijk wordt gedecimeerd tot 600 mannen die gevlucht zijn. Later krijgt men spijt van deze oorlog en bovendien zou de stam Benjamin ten dode zijn opgeschreven vanwege de eed die men heeft afgelegd om geen vrouwen aan de mannen van de stam Benjamin meer te geven.
Hoe lossen we dit demografische probleem op? Tja, dat gaat ook weer op bloedige wijze. Want men herinnert zich opeens dat de stad Jawesj in Gilead – het stamgebied van de stam Menasje (zoon van Joseef) – geen gehoor heeft gegeven aan de oproep om mee te doen aan de strijd tegen de Benjaminieten. En dus wordt Jawesj uitgemoord – althans de mannen dan en de niet-maagdelijke vrouwen. De maagden worden dan aan de Benjaminieten tot vrouw gegeven. Bovendien geeft men hen de raad om tijdens de jaarlijkse feestperiode te Sjilo (welk feest is niet duidelijk uit de tekst), wanneer de maagdelijke vrouwen in de wijngaarden dansen, gewoon een vrouw naar keuze te pakken, te ontvoeren en te huwen. Zo houdt men zich wel aan de belofte om geen vrouw aan hen te geven – dat dan weer wel …
Volgens moderne inzichten heeft dit allemaal niet plaatsgevonden en is deze propaganda gericht tegen koning Sjaoel die uit Benjamin stamde. En een pleidooi voor goed koningschap, dat van David … Maar toch. Dat stammen elkaar bijna uitmoorden is historisch gezien helaas niet verzonnen – zie de Hutu's en Tutsi's in Rwanda en wat er in Bosnië gebeurde. Het toont dat groepen zo tegen over elkaar kunnen komen te staan dat men geweld niet meer schuwt en van verbaal geweld overgaat tot fysiek geweld. Soms in een cyclus van geweld die nauwelijks te stoppen is. Het leert ons ook dat direct reageren op basis van emoties niet heilzaam is. Anders zinkt men weg in barbarij waarvan men later niet meer begrijpt hoe men daar ooit terecht is gekomen. Moreel-ethisch bewustzijn vereist vertraging, reflectie en bezinning. En geduld, veel geduld.
Sjabbat sjalom!