Het zijn weer bewogen weken. Zo is er volgens Jonet drama in Dordrecht over een herdenkingsplaquette voor de internationale Joods-Hongaarse voetballer en trainer Árpád Weisz, verwijderd uit de kantine van de Dordrechtse club DFC Dordrecht. Weisz trainde de club vanaf 1939 en werd in de oorlog door de nazi's vermoord. En dat allemaal nadat in 2015 de plaquette was onthuld. "Het bestuur had het gedenkteken verwijderd en ergens in een kast opgeborgen, tot ontsteltenis van de vorige voorzitter, die het huidige bestuur in de schoenen schoof geen historisch besef te hebben."
En dan was er volgens datzelfde Jonet ook nog kunstenares Sylvia Willink die een Stolperstein wil leggen voor Frieder Weissmann, voor de deur van het Concertgebouw in Amsterdam. Weissmann – een bekende componist en dirigent – overleed echter in 1984 en niet in de Sjoa. Zijn voormalige vriendin Willink legt uit waarom hij tóch een Stolperstein(tje) verdient: “Hij verdient het om ergens op deze wereld in de herinnering te blijven. Want waar hij dirigeerde, oogstte hij bewondering. Maar hij was nogal op zichzelf. En daarom lijkt het alsof de geschiedenis zijn beeltenis niet bewaart. Hij is ten onrechte een historische schim geworden.” Was in de eerste affaire een gebrek aan historisch gevoel het verwijt, bij Willink is het verwijt mogelijk dat er sprake is van een surplus aan historisch gevoel …
Gelukkig is er in Amsterdam het CDA. Voorman Diederik Boomsma gaat het stadsbestuur eens stevig aan de tand(stein) voelen volgens opnieuw Jonet. "CDA Amsterdam wil geen Stolperstein voor wijlen maestro Frieder Weissmann", kopt het artikel en Boomsma legt uit waarom: “Stolpersteine hebben een specifieke functie. Het gaat om Joden, Sinti, Roma of anderen die in de Holocaust zijn vermoord. Dit plan lijkt me daarom niet passend.” Ook wil hij van het college van b&w weten “hoe het zover kon komen dat de gemeente toestemming heeft gegeven voor het leggen van deze Stolperstein.” Werd er écht een vergunning afgegeven? Ondertussen is er op social media en ongetwijfeld ook bij het NIW de nodige opwinding ontstaan en discussie over de grenzen aan de Stolperstein.
Niet minder heftig was het jaarlijkse antisemitisme rapport van het CIDI – weliswaar minder incidenten, maar "aangezien Nederland voor het grootste deel van 2020 in lockdown verkeerde, is het aantal incidenten alsnog zorgwekkend", lezen we op de CIDI-website (laat een echte, stolze antisemiet zich wel door de avondklok tegenhouden?). Minder incidenten dus maar, "een nadere bestudering van de incidenten uit 2020 wijst erop dat antisemitisme in kwalitatieve zin giftiger is geworden." Een beetje zoals de Rutte-RIVM-OMT doctrine: als de cijfers lager zijn, ligt dat aan de maatregelen en als de cijfers hoger zijn dan komt dat doordat men de maatregelen niet opvolgt … Het CIDI is dan ook net als het OMT bezorgd over het opengaan van de samenleving: "Het beeld dat uit de Monitor naar voren komt, geeft weinig reden te vermoeden dat de dalende trend zich zal doorzetten zodra de samenleving weer volledig opengaat."
Maar er is ook nog de immer sluimerende affaire rond Abdelkader Benali, 4 mei en inmiddels ook een soort van fittie met Arnon Grünberg. Benali probeert in Vrij Nederland uit te leggen hoe de 4 mei-lezing van Grünberg, zijn eigen voordracht voor de 4 mei-lezing en het discours over Marokkanen in Nederland allemaal in elkaar zit: "De Marokkaan is de pakezel van het maatschappelijk onbehagen", en: "De discussie over Marokkanen kan prima zonder Marokkanen, zag Abdelkader Benali de laatste jaren. Alleen daarom al had hij de 4 mei-voordracht willen houden, waar hij vanaf zag vanwege ophef over zijn uitspraken over Joden in 2006. Al doet hij, zo zag hij later in, de maatschappij geen groter plezier dan met volmaakte stilte." Benali – die mij overigens geen antisemiet lijkt – maakt daarin weer een uitglijder door te verwijzen naar Grünbergs “geprivilegieerde achtergrond” als Joodse jongen uit Amsterdam-Zuid. Grünberg was uiteraard not amused: "Jammer dat Benali mijn ouders nooit heeft ontmoet in de Dintelstraat 10 hs, waar ze het grootste gedeelte van hun leven woonden." Tja. Opgroeien in een villa als tweede generatie Jood met ouders die de oorlog hebben meegemaakt, lijkt me echter ook niet per se geprivilegieerd …
Uitsmijter deze week was de foute cartoon van de Volkskrant bij een kritisch stuk over Maurice de Hond. De cartoon is bijna niet meer te vinden op internet, maar vooruit, hier kunt u het geslaagde stukje kunst nog bewonderen. Niet echt een plezante uitstraling. Voor wie dit interessant of leuk vindt, een recente brochure over antisemitische cartoons en waar het foute nu precies in zit. Enfin, enige nuance is wel dat Maurice DH zelf op zijn site het thema van marionet visueel gebruikt in relatie tot het RIVM, bij een artikel met de opmerkelijke titel "J'acusse…!", waarmee hij zelf ook historische associaties oproept …! Volgens een alerte twitteraar gebruikt de site van MDH tot twee maal toe de marionet of houten klaas.
Wat al deze bovenstaande 'affaires' illustreren, is dat het voor veel mensen moeilijk is om de gevoeligheden van anderen te internaliseren. Maar ook dat er mogelijk grenzen zijn aan de mate waarin we de ander kunnen begrijpen en invoelen. De nadruk op identiteit in het huidige tijdvak werkt misschien wel averechts, omdat er beloftes en verwachtingen worden gecreëerd die mogelijk niet reëel zijn. Ieder mens is uniek en onvervangbaar en daarmee subjectief in zijn of haar beleving. De ander écht volledig kennen is een onmogelijkheid. Pirké Avot stelt: "beoordeel je naaste niet totdat je in zijn plaats gekomen bent." Met 'plaats' wordt situatie bedoelt. In één uitleg betekent het dus dat je de ander niet moet beoordelen totdat je zelf iets vergelijkbaars hebt meegemaakt. Maar een andere uitleg, die ik ooit mondeling hoorde en die mij aansprak, wijst op de uniciteit en subjectiviteit van elk individu en diens levensverhaal. Het is onmogelijk om op de plaats van de ander te staan. Daarom moet men nooit een oordeel uitspreken over de ander.
Dat ontslaat ons niet van de taak gevoelig en empathisch om te gaan met de gevoeligheden van een ander. Dit blijft een punt waarop we moeten blijven leren en oefenen – er is volgens mij geen andere weg. Maar we zullen ongetwijfeld fouten blijven maken, ondanks de oproep tot naastenliefde of Hillels “wat gij niet wil dat u geschied, doe dat ook een ander niet” – want je bent die ander nu eenmaal niet en zal dat ook nooit worden. Mensen een (ver)oordelend etiket opplakken dat de dialoog afbreekt, is geen oplossing.
Blijf gezond en sjabbat sjalom!