Vorige week heb ik het al gehad over de bijzondere figuur van Abraham, die volgens onze traditie tegen de stroom in ging. Volgens een rabbijnse uitleg wordt hij Abraham de Hebreeër genoemd, van het woord voor zijde – eber (A-B-R). “Omdat de hele wereld aan één kant staat en Abraham aan de andere kant”, als lonely man die tegen de stroom en het discours in gaat.
Wie Abraham volgt, denkt zelf na en vormt zich een mening op basis van zijn eigen ideeën in plaats van af te gaan op die van allerlei anderen – experts, politici, opiniemakers, of de meerderheid die zich soms als dictatuur tegen een minderheid kan gedragen. Opmerkelijk genoeg wordt de figuur van Abraham ook door de islam en het christendom geclaimd. De islam ziet in hem de eerste gelovige (moslim). Christenen zien in hem een toonbeeld van geloof, iemand die dan ook oproept tot navolging, Abraham als een soort eerste christen die gerechtigheid verwerft door geloof en niet door de wet (Tora) te volgen.
Op dezelfde wijze heeft ook Abraham God geloofd en het is hem tot gerechtigheid gerekend. U ziet dus, dat zij die uit het geloof zijn, kinderen van Abraham zijn. En de Schrift, die tevoren voorzag dat God de heidenen uit geloof rechtvaardigt, heeft tevoren aan Abraham het evangelie verkondigd: “In u zullen alle volken gezegend worden. Zij, die uit het geloof zijn, worden dus gezegend tezamen met de gelovige Abraham. Want allen, die het van werken der wet verwachten, liggen onder de vloek, want er staat geschreven: vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.” (Gal. 3:6-10).
De rabbijnen presenteren Abraham waarschijnlijk als reactie hierop niet alleen als gelovige, maar ook als ijverige uitvoerder van de Tora – Abraham hield zich al aan de Tora voordat die op de Sinaï was gegeven. Hij kende de Tora door zijn bijzondere band met God zonder dat er een Openbaring voor nodig was. Of zoals een misjna het stelt (Kidoesjien 4:14):
“Abraham onze aartsvader volbracht de hele Tora nog voordat ze gegeven was. Zoals er gezegd is (Bereesjiet 26:6): ‘Omdat Abraham naar Mij heeft geluisterd en mijn dienst in acht heeft genomen: mijn geboden (mitswot), mijn instellingen (choekot) en mijn wetten (torot)’.”
In deze pasoek zien we een verwijzing naar verschillende soorten benamingen voor typen wetten die in de Tora worden genoemd – rituele mitswot, gedragsregels en instellingen (chok), die soms worden uitgelegd als irrationele wetten die we opvolgen zonder ze te snappen. Andere rabbijnse teksten zien Abraham weer als het toonbeeld van naastenliefde, in het bijzonder gastvrijheid of goede karaktereigenschappen zoals bescheidenheid en een goed oog – anderen iets gunnen. Of juist Abraham als de persoon die bereid is om zelfs zijn leven te geven voor zijn idealen.
Maimonides ziet Abraham in zijn Codex als een soort filosoof die tot geloof komt door de rede en vervolgens anderen onderwijst, overtuigt en zijn ideeën en boodschap voor de mensheid opschrijft:
“Hoewel hij een kind was, begon hij de hele dag en nacht na te denken en zich af te vragen: Hoe is het mogelijk dat kosmos blijft ronddraaien zonder dat iemand die bestuurt? Wie zorgt ervoor dat hij ronddraait? Het is toch zeker niet zo dat hij zichzelf laat draaien?
“Hij had geen leraar, noch was er iemand om hem kennis te geven. Hij zat vast in Oer Kasdiem, tussen de dwaze afgodendienaren. Zijn vader, moeder en alle mensen (om hem heen) waren afgodenaanbidders, en hij aanbad met hen. Maar zijn hart was op onderzoek uit en kreeg inzicht totdat hij de weg der waarheid doorgrondde en de weg der gerechtigheid begreep. Hij realiseerde zich dat er één God was die de wereld bestuurde, dat Hij alles heeft geschapen en dat er geen andere God was onder alle andere bestaande entiteiten. Hij wist dat de gehele wereld een dwaling beging door hun cultus van de sterren en de hemelse vormen, waardoor zij het besef van de waarheid verloren.
“Abraham was veertig jaar oud toen hij zich echt bewust werd van zijn Schepper. Toen hij Hem kende, begon hij antwoorden te formuleren aan de inwoners van Oer Kasdiem en met hen te debatteren, hun zeggende dat zij niet de juiste weg volgden.
“Hij brak hun afgoden en begon de mensen te onderwijzen dat het passend is om alleen de God van de wereld te dienen. Voor Hem alleen is het passend zich neer te buigen, te offeren en plengoffers te brengen, zodat de mensen van toekomstige generaties Hem zullen (er)kennen.
“Hij begon met luide stem alle mensen op te roepen en hen te vertellen dat er in de hele wereld één God is en dat het juist is Hem alleen te dienen. Hij ging en riep de mensen bijeen, hen verzamelend in stad na stad en land na land, totdat hij in het land Kanaän kwam – de hele tijd Gods bestaan verkondigend – zoals (Bereesjiet 21:33) zegt: ‘En hij riep daar in de naam van de Eeuwige, de altijdzijnde God’.
"Wanneer de mensen zich om hem heen verzamelden en hem naar zijn uitspraken vroegen, legde hij (deze) aan ieder van hen uit, elk naar gelang zijn begrip, totdat zij zich tot de weg der waarheid wendden. Uiteindelijk verzamelden zich tienduizenden mensen om hem heen. Dit zijn de mensen van het huis van Abraham. Hij plantte dit grote grondbeginsel in hun harten, schreef er boeken over en onderwees dit alles aan Izaäk, zijn zoon.” (Wetten over Afgodendienst 1:3).
Ieder zijn eigen Abraham?
Sjabbat sjalom!