De ingang van menige winkel wordt dezer dagen versperd door stellages met chocholadeletters, banketstaven, pepernoten in kiloverpakkingen, taai-taai reuzepoppen en marsepein - er bestaat geen twijfel dat de winter definitief is begonnen. Voor wie het nog niet was opgevallen natuurlijk, dat het steeds later licht wordt op weg naar ons werk en de dag steeds korter duurt. We komen een beetje in de slaapstand, een soort milde winterslaap – we hebben minder energie, eten meer warm, snoepen meer op de bank, gaan vroeger naar bed en hebben het koud. Bij sommigen loopt dit uit in een regelrechte winterdepressie, waar tegenwoordig gelukkig speciale lampen voor zijn die schijnen te helpen. Overigens zou er een orkaan/zware storm in aantocht zijn a.s. 5 december (regenpakjesavond dus ...).
Hadden mensen vroeger ook last van de seizoenen? Ik denk het wel – misschien wel juíst omdát ze dichter bij de natuur stonden. Hoe kun je anders verklaren dat veel oude mythes te maken hebben met de wisselingen der seizoenen – voorgesteld door bloei (zomer), dood (herfst/winter) en wederopstanding (lente). Denk bijvoorbeeld aan de mythe over Kore/Persephone, het godenmeisje dat ontvoerd wordt naar de onderwereld en uiteindelijk haar leven in een compromis moet slijten: een gedeelte van de tijd is ze koningin van de Onderwereld (herfst/winter) en een gedeelte van het jaar is ze bovengronds, in de lente en/of zomer.
Wie denkt dat dit typisch heidense quatsch is, wordt ook in de oude Joodse verhalen geconfronteerd met elementen die mythisch aandoen maar die wel gezuiverd zijn van de heidense elementen. Zo is daar het verhaal over de dochter van Jiftach, waarin sommigen een echo zagen van het verhaal over Kore/Persephone. Voor hij de strijd aangaat met Amon legt richter en legeraanvoerder Jiftach een fatale gelofte af. Wat bij zijn thuiskomst als eerste uit zijn huis naar buiten komt, zal hij aan God offeren. Teruggekomen in Mizpeh komt zijn dochter hem met getrommel en dans tegemoet. Oeps. Lees even mee:
(Richt. 11:35-40, naar NBG 1951)
Vooral het einde van het verhaal lijkt wel wat op de Griekse mythe: de verbanning naar de bergen en het terugkerende jaarlijkse ritueel waarin vrouwen de verbanning/'dood’/het gedwongen celibaat van de dochter van Jiftach bewenen en beklagen.
De rabbijnen zeggen dat de gelofte van Jiftach nietig was omdat een mens niet als offer gebracht kan/mag worden. Volgens de rabbijnen had Jiftach naar Pinchas moeten gaan, die toen Hogepriester was, om zo vrijgemaakt te worden van zijn fatale gelofte. Beide mannen vonden echter dat de ander de eerste stap moest zetten. Jiftach zei: “Ik ben de legeraanvoerder, laat hem naar mij komen.” En Pinchas zei: “Het is zijn probleem en hij heeft mij nodig.” Beide mannen werden hierom gestraft. De Heilige Geest (Ruach Hakodesj) verliet Pinchas als straf, en van Jiftach ‘vielen de ledematen af’ en zijn lichaamsdelen werden in de verschillende steden van Israël begraven (ook een mytisch motief overigens ..., zie Redak aldaar).
In de parasja van deze week lezen we trouwens dat Jakov als herder van de kudde van oom Laban gedurende 20 jaar de nodige weersomstandigheden moest trotseren: overdag werd hij door de hitte verteerd, ’s nachts door de kou, en hij had vele slapeloze nachten (Beresjiet/Gen. 31:40).
Jakov komt op de weg terug naar huis – Israël – na meer dan 20 jaar weg geweest te zijn, bijzondere wezens tegen (Beresjiet/Gen. 32:2-3):
Volgens de Middeleeuwse commentatoren op Tenach zag Jakob dit visioen om hem de zekerheid te geven dat hij geholpen zou worden als hij het gebied van zijn broer/zijn (voorlopige) vijand zou betreden. Suggesties voor andere verklaringen graag bij Crescas deponeren ...
Tot slot verder belangrijk nieuws deze week op nu.nl - weg met die nepmarsepein!!!
Enfin, lees het zelf verder maar uit!
Sjabbat sjalom!