"Wat is Chanoeka?" – met deze wat triviale vraag onderbreekt de Talmoed discussies over de rituelen van Chanoeka in traktaat Shabbat 21b. Wat volgt is een mini-overzicht van de geschiedenis van Chanoeka volgens de rabbijnen.
"Toen de Grieken de Tempel binnenkwamen, vervuilden zij alle olie in de Tempel. Maar toen de heerschappij van het Hasmoneese Huis aan kracht had gewonnen en hen versloeg, zochten zij intensief maar vonden slechts één kruikje olie, dat nog op zijn plaats lag met het zegel van de Hogepriester. En hierin zat slechts [genoeg] om één dag [de zevenarmige Menora] mee aan te steken. Er gebeurde een wonder en zij staken er acht dagen mee aan. Het jaar daarop stelde men [de Geleerden] deze [dagen] vast en maakten er vaste feestdagen van waarop het Hallel wordt gezegd [om God te prijzen] en dankzeggingen."
Volgens de commentator Rasji weet de Talmoed natuurlijk wel wat de achtergrond van Chanoeka is. Het gaat erom wat nu de reden was om het als vaste feestdag aan de kalender toe te voegen. Om welk wonder, welk narratief is het belangrijkst?
Er zijn namelijk op zijn minst verschillende verhalen: 1) de heldhaftige strijd van de Makkabeeën/Hasmonaiem tegen de Seulecidische legers en de verdrijving van deze bezetter uit het Land Jisraeel 2) De herovering en reiniging van de Tempel (164 vdgj), met bijbehorende herinwijding. 3) het wonder van het oliekruikje. Het relaas in de Talmoed zoemt vooral in op 2 en 3 en minder op 1. Het boek Makkabeeën vertelt echter weer uitvoerig over de succesvolle militaire strijd van de heldhaftige priesterfamilie en hun aanhangers. En uiteraard over de verovering van de Tempel en herinwijding. Van een wonder met een kruikje olie hoor je daar echter niets.
Wat ook wat minder bekend is, is dat de Hasmoneeën na de bevrijding een actieve expansieve militaire politiek voerden. Zo werden Samaria, Idumea (in het zuidoosten: stukje Sinaï, Negev en Jordanië), Trans-Jordanië en Iturea (in het huidige Libanon) veroverd. Een succesverhaal vanuit territoriaal opzicht bekeken, want gedurende de heerschappij van de Makkabeeën waren de grenzen van Jisraeel een stuk langer dan in de periode ervoor en erna. Geopolitiek gezien lazen de Hasmoneeën de tijdsgeest aanvankelijk zeer goed en slaagden erin hun machtsbasis te consolideren en uit te breiden. De honderd jaar onder hun heerschappij kan worden gezien als een bloeiperiode.
Toch was er kritiek van de Farizeeën/vroege rabbijnen: priesters die ook koning willen zijn lijkt een inbreuk op de positie van het Davidische koningshuis. Bovendien lijken deze Hogepriesters soms de verkeerde traditie aan te hangen met betrekking tot het tempelritueel – namelijk de Sadduceese en niet de Farizeese. En dan zijn er nog de afgedwongen bekeringen in de veroverde gebieden Idumea en Iturea. Rabbijnen worden daar zeker niet blij van – overgang tot het jodendom mag in principe niet afgedwongen gebeuren en moet een vrijwillige keuze zijn uit liefde en waarheidsvinding tot de God van Jisraeel. Maar niet uit andere motieven: angst of financieel gewin of de liefde voor een Joodse partner. Dat was er nou net mis met de Samaritanen volgens de rabbijnen en daarom was dat uiteindelijk niet succesvol. Die waren namelijk uit angst voor voortdurende aanvallen van leeuwen tot het Joodse geloof overgegaan, maar gingen ook door met hun eigen heidense gebruiken (II Kon. 17).
De Hasmoneeën zullen uiteindelijk de macht verliezen door de toenemende invloed van de Romeinen en de uiteindelijke bezetting van Jisraeel in 63 vdgj. Hieraan voorafgaand is er een machtsstrijd tussen twee nazaten van de Makkabeeën om de heerschappij, die tot een soort van burgeroorlog leidt – de ene partij wordt door de Farizeeën gesteund, de ander door de Sadduceeën. Het is bovendien dan ook enigszins ironisch dat de Makkabeeën als machthebbers worden opgevolgd door het Huis van Herodes, een nazaat van een Joods geworden Idumeeër.
Terug naar de passage uit de Talmoed. Het opmerkelijke is dat er in dit stukje niets wordt gezegd over het aansteken van de Chanoekalichten maar wel wordt gesproken over acht dagen feest met Hallel en dankgebeden die ook nu nog worden uitgesproken. Op Chanoeka wordt het ‘Al-hanissiem’ (Over de wonderen) toegevoegd aan de dagelijkse gebeden. Hoe het ook zij, de rest van de Talmoedische passage gaat toch vooral over het aansteken van de Chanoekalichten, de plaats en tijd van aansteken et cetera. Maar let ook op de gekozen Haftara (Profetenlezing) voor de sjabbat van Chanoeka, Zechariah 2:14-4:7, die als één na laatste vers wijst op de Geest van God als belangrijkste: "…niet door macht of kracht, maar door mijn Geest zegt de Eeuwige der heerscharen" (vers 6). Het lijkt iets af te doen aan de herinnering aan de militaire overwinning en veroveringen van de Makkabeeën.
Enfin, hoe de latkes en dreidels in het verhaal zijn gekomen is wéér een ander onderwerp …
Chag sameach en sjabbat sjalom!