Al enkele weken voor Sjawoe’ot begon het. Wanneer mijn vrouw met haar vriendinnen in sjoel aan het praten is, verstommen de gesprekken heel eventjes wanneer ik in de buurt kom. Vrijwel meteen gaat de conversatie verder, maar volgens mij over een ander onderwerp. Dan komen de telefoontjes, op de gekste tijden van de dag. Wanneer de eerste ‘onschuldige’ e-mails binnenstromen, weet ik dat er iets broeit. Stiekem klik ik op de link in de e-mail. Aha, als ik het niet dacht! Een site met recepten. Want het wordt weer feest en dus moet je met iets speciaals – het liefst exotisch – op tafel komen. Een recept van Noord-Afrikaanse, Italiaanse, Franse of Jemenitische Joden. Maar – oh ironie – omdat iedereen origineel wil zijn, eet je uiteindelijk overal hetzelfde, of je nu thuis bent of te gast bij anderen. Omdat iedereen dezelfde kookboeken leest en dezelfde websites bezoekt.
Ik ken dit fenomeen ook uit de het najaar, zo rond de Hoge Feestdagen, en ik weet ook precies wat dat voor ons gezin betekent. We zullen in de resterende tijd als proefkonijnen dienen, waarop de gerechten uitgeprobeerd kunnen worden. Zo was mijn vrouw eens in de herfst gedurende weken in haar oranje periode, waarbij wortel, pompoen en zoete aardappel telkens in wisselende hoeveelheden tot de ideale pompoensoep gemaakt moesten worden. Want met Rosj Hasjana eten sommige Joden pompoen. Nu had een vriendin mijn vrouw weer eens mesjogge gemaakt met ‘tonijnkoekjes’ voor Sjawoe’ot, want ‘dat is nu eens wat anders dan gewone viskoekjes, en ook lekker.’ Over dat laatste wil ik nog wel eens met die vriendin spreken. En, geloof me, dat wordt geen prettig gesprek. Na het experiment met de tonijnkoekjes moest mijn vrouw toegeven dat tonijn uit blik (brrr...) te vet is om koekjes van te maken. “En ik heb ze nog niet eens gefrituurd, zoals eigenlijk in het recept stond,” mompelde ze enigszins teleurgesteld. In mijn rijke fantasie zag ik een vuilstortplaats met daarop een tiental van onze tonijnkoekjes, waaraan de meeuwen zich enthousiast tegoed deden. Om even later loodzwaar ter aarde te storten, niet in staat meer om te vliegen.
Terug naar Sjawoe’ot. Want dat is tegenwoordig totaal uit de hand gelopen. Extreme hoeveelheden melkproducten zou je op deze feestdag moeten eten. Ja, je hebt je plicht pas gedaan als je een lactose-intolerantie hebt opgelopen. Van alle cheesecake die ik in mijn leven op Sjawoe’ot heb moeten verorberen, kan je een vierbaans Autobahn aanleggen van Amstelveen naar Jeruzalem. Maar daar blijft het niet bij. Met een gewone cheesecake kom je niet meer weg tegenwoordig. In een door mij onderschepte e-mail van mijn schoonzus stonden bouwplannen voor melkkost-taarten die zulke ingewikkelde lagen hadden, dat je er minimaal HTS voor nodig had. U begrijpt dat die e-mail mijn vrouw niet mag bereiken.
Maar wacht eens, waar komt die minhag (gewoonte) eigenlijk vandaan, om met Sjawoe’ot melkkost te eten? Deze gewoonte wordt o.a. vermeld in de glossen van rabbi Mosjé Isserlies op de Sjoelchan Aroech (16e eeuw), een gezaghebbende codex van het orthodoxe jodendom. De redenen die hiervoor in de rabbijnse literatuur worden gegeven, zijn veel en divers. Ik zal slechts drie populaire redenen noemen. Allereerst staat melk symbool voor geboorte en nieuw leven. Zo ook werd Israël als volk spiritueel opnieuw geboren na de Openbaring op de Sinaï. Een tweede uitleg stelt dat de Tora wordt vergeleken met ‘melk en honing onder je tong’ (Hooglied 4:11). In dat geval zou het eten van een boterbabbelaar – u weet wel, die van suikerbakker Gustav W. – ook voldoende zijn. En dan is er nog de ‘kasjroet-hypothese’. Deze houdt in dat de Israëlieten bij de Sinaï na het krijgen van de Tora hun oude potten en pannen niet meer konden gebruiken omdat ze niet kosjer waren. Voordat ze de Tora hadden gekregen aten ze immers treife en bovendien slachtte men de dieren niet volgens de halacha. Vandaar dat men destijds bij de eerste maaltijd na het krijgen van de Tora melkkost at, om het probleem van niet-kosjere potten en pannen te omzeilen. En als herinnering daaraan doen wij dat ook. Ook dit is weinig overtuigend in mijn ogen. Want ze hadden ook vegetarisch kunnen eten, waarom juist melkkost? Gewoon tofu met Sjawoe´ot! En vraag me nu niet waar de Joden toen tofu vandaan moesten halen. Als ze al die exotische materialen voor het bouwen van een draagbaar Heiligdom wél hebben, dan moet tofu toch ook geen probleem zijn? Bovendien helpt God graag een handje. Hij laat immers het mannabrood regenen uit de hemel, laat het kwartels waaien en op verzoek bronnen ontspringen in de woestijn.
Wie overigens de glosse van rabbi Isserlies in de oorspronkelijke versie doorleest (OH. 494:3), ziet dat het om iets anders gaat. De reden dat men melkkost eet is ... dat men van twee broden zal eten. Want volgens de Tora werd er in de Tempel op Sjawoe’ot een offer gebracht van twee broden die van de nieuwe oogst gebakken waren (Wajikra 23:17). Ter herinnering daaraan moeten er op Sjawoe’ot twee broden liggen op onze eettafel, die symbool staat voor het altaar in de Tempel. Eén brood eet je met de vleeskostmaaltijd en één brood bij de melkkostmaaltijd. Want je mag hetzelfde brood niet voor zowel een vlees- als melkkostmaaltijd gebruiken. Dit vanwege melk- of vleesresten die op het brood zijn gekomen, bijvoorbeeld uit je mond als je een hap uit het brood neemt, of door morsen. Door één maaltijd in ieder geval melkkost te maken, weet je zeker dat men van twee verschillende broden zal eten op die feestdag. Oorspronkelijk was één melkkostmaaltijd op Sjawoe’ot dus genoeg. Hoe is het dan zo uit de hand gelopen? Volgens mij is het een samenzwering tussen de melklobby en de rabbijnen. Er zal vast ergens in Brussel een geheim kantoortje bestaan, op de 43e verdieping van een kantoorgebouw, dat de subsidie regelt voor elke geproduceerde kosjere cheesecake.
Voorlopig is het dus wachten op de Masjiach ...