De afgelopen twee weken waren erg hectisch. Naast mijn drukke bezigheden volg ik een zeer intensieve cursus golfen. Deze sport had tot enkele weken geleden in mijn ogen een wat oubollig imago. Typisch iets voor 50-plussers die met bolknak, glas cognac en golfclub in de hand de toestand in de wereld bespreken. U weet wel, van die mensen die Hans Wiegel nog steeds de beste politicus vinden. Maar nu blijkt golfen opeens een super-sexy sport te zijn, waarmee je menig vrouw weet te imponeren – en nu druk ik me nog netjes uit, als ik de verhalen in de media over Tiger Woods mag geloven ... Overigens schijnt men onderzocht te hebben wat mensen in 2009 de meest irritante uitdrukking vonden. “Je ding doen” en “doorcommuniceren” schijnen erg hoog geëindigd te zijn. Zelf vind ik “aangeven” in de zin van ‘hij / zij heeft aangegeven dat ...’ behoorlijk irritant. Het is niet gewoon gezegd; nee, ‘aangegeven’. Dat ligt natuurlijk veel subtieler dan gewoon zeggen. Altijd handig om bepaalde zaken wat mee af te zwakken – je had het immers alleen ‘aangegeven’. Aan de andere kant, wanneer het verkeerd gaat kan je je altijd verschuilen achter het feit dat je het wel op tijd had ‘aangegeven’. Inmiddels schijnt het woord ‘ontvrienden’ als hét woord van 2009 te zijn gekozen. Het betekent zoiets als het verwijderen van een contact uit je digitale netwerk – dus je verwijdert iemand uit je LinkedIn, Facebook of Hyves.
De laatste tijd merk ik overigens steeds vaker dat de onschuldige vraag “alles goed?”, leidt tot gevatte, semi-filosofische antwoorden:
‘Nou, alles ... Alles is wat veel'
Of:
‘Hoi, alles goed?’
‘Alles niet. Veel wel’.
Taal heeft een veel ambiguer karakter dan we ons doorgaans bewust zijn. We doen net alsof we alles precies kunnen definiëren, omschrijven, beschrijven en rubriceren. Disciplines als filosofie en theologie bestaan bij de gratie van exacte definities, omschrijvingen en probleemstellingen. De praktijk blijkt veel weerbarstiger te zijn, getuige de vele conflicten die ontstaan door verkeerde communicatie, door sommigen ‘miscommunicatie’ genoemd. Of beter gezegd: woorden hebben verschillende betekenissen in verschillende situaties voor degene die ze gebruiken. Laten we eens kijken naar meneer Cohen. Meneer Cohen wil de datum op zijn vliegticket veranderen. Hij vraagt aan de dame van El-Al of dat erg kostbaar is. ‘Nee hoor, dat valt wel mee’, zegt ze. ‘Maar de exacte kosten zal ik nog even uitzoeken, ik bel u morgen terug’. De volgende ochtend blijkt dat de verandering 100 euro kost. Dat vindt meneer Cohen helemaal niet meevallen. Hij spreekt de dame van EL-Al daarop aan. ‘Ik bedoelde met meevallen, dat een heel nieuw ticket 600 euro kost, omdat het hoogseizoen is’ (bij EL-Al lijkt het overigens het hele jaar door wel hoogseizoen). Een ander herkenbaar voorbeeld is om in een plek die je niet kent, aan een local te vragen of de straat die je zoekt ver weg is van de plaats waar je je nu bevindt. Bijna nooit kan je je vinden in de inschatting van de local. Een kwestie van perspectief dus, omdat de betekenis van woorden afhangt van het referentiekader van degene die ze gebruikt.
De Talmoed heeft het ambigue karakter van taal goed door. De discussies die vaak haarkloverig overkomen – volgens sommigen juist het woord van God – draaien nu precies om wat taal precies betekent. Men zoekt naar verschillende betekenissen – de Tora heeft 70 gezichten, oftewel 70 verklaringen – en probeert uiteindelijk tot één betekenis te komen die de gangbare moet worden. Dit doet men vaak door naar de Tenach te verwijzen als maat voor wat een woord betekent. Of naar principes uit de Mondelinge Leer of het gewoonterecht die duidelijk maakt wat de uiteindelijke betekenis in de praktijk nu is, wanneer iemand een bepaald woord gebruikt. Hierbij worden vaak allerlei woorden en verzen associatief met elkaar in verband gebracht, iets wat voor beginnende studenten Talmoed vaak moeilijk te doorgronden is. Voor gevorderden overigens soms ook ...
Het stelde de geleerde rabbijnen overigens wel in staat om allerlei objectieve rituelen te ontwerpen voor anders vage bijbelteksten. Bijvoorbeeld het leggen van de gebedsriemen dagelijks, en het zwaaien met de loelav (plantenbundel) op Soekot. Ook wisten ze ‘oog om oog – tand om tand’ te neutraliseren in een geldboete. En van de weerspannige zoon die naar bijbels recht gestenigd moest worden – de pubertijd was nog onbekend blijkbaar – zei men: ‘dit is nooit zo letterlijk uitgevoerd, en dat is ook niet de bedoeling’. Jammer alleen dat dit creatieve omgaan met Tora en traditie in onze tijd niet altijd door de rabbijnen in de praktijk wordt gebracht. De afgelopen decennia zien we vooral een duidelijke verzwaring bij het uitleggen van de wet en het toepassen van bepaalde principes uit de Mondelinge Traditie. Men is vooral met de franje bezig en niet met de hoofdzaak, lijkt het.
Afgelopen week zorgde de minister van Justitie van Israël – Ne’eman – voor veel ophef door tijdens een symposium voor juristen te pleiten voor het invoeren van de halacha in Israël. Dan zou het er allemaal veel rechtvaardiger aan toe gaan, vond hij. Later haastte hij zich om er aan toe te voegen dat hij het uiteraard niet over het strafrecht had, maar over geldzaken. Alsof het persé juist is om dergelijke zaken in 2009 op te lossen door uitspraken van Middeleeuwse rabbijnen toe te passen. Ik vind dit soort uitspraken gevaarlijk in het huidige religieuze klimaat in Israël dat door obscurantisme, fanatisme en verkeerd messianisme wordt opgewarmd (lees: vervuild). Laat Ne’eman als hij voor rechtvaardigheid pleit zich eens gaan inzetten voor het dichten van de enorme inkomenskloof tussen rijk en arm in Israël, voor de infrastructuur, scholing en onderwijs in arme wijken, en de positie van vrouwen. Er is genoeg te doen om het messiaanse visioen van de profeten gestalte te geven. Dat kan namelijk ook op een niet-apocalyptische manier.
Goed Chanoeka. Of zoals een mij zeer dierbaar meisje zei: “het is toch Chanoekerst, Pap?”