Nu het echt zomervakantie is, is het natuurlijk weer tijd voor ons jaarlijkse bezoek aan het Heilige Land. Ik zeg bewust geen 'vakantie', want in Israël is het altijd moeilijk vakantiehouden voor ons: de hele familie van mijn vrouw woont er, en ook ik heb er de nodige familie wonen. En natuurlijk vrienden en kennissen die allemaal willen dat je langskomt... Wanneer u deze column leest, heb ik er in mijn 'vakantie' alweer twee trouwerijen op zitten. Mijn vrouw zelfs ook nog een verloving, en een Jaartijddag voor een overleden oom; herdenkingsdagen die in Israël altijd uitgebreid 'gevierd' worden. Maar we snoepen altijd toch wel weer leuke dagen bij elkaar.
En hoewel ik me altijd weer heilig voorneem om hier niet over politiek, religie en sociale vraagstukken te praten, lukt dat natuurlijk niet. Daar ben ik ook niet de persoon naar, om langdurig mijn mond te houden. Neem nu de mensen die hier in overheidsdienst werken, die hebben in Israël de gekste extra’tjes. Tuurlijk, wij hebben de 13e maand in Nederland, maar hier krijg je kortingen op vakantiearrangementen bijvoorbeeld. In sommige banen betaal je geen bankkosten. De ergste uitwassen waren o.a. gratis electra voor mensen die bij het energiebedrijf werkten (inmiddels alweer voorbij). En kinderen van lectoren aan de universiteit hoefden geen studiegeld te betalen, of een sterk gereduceerd tarief. Allemaal van dat soort grappen. Ovdei medina, ochlei medina (mensen die voor de staat werken, zijn mensen die de staat opeten) - zeg ik plagerig tegen een familielid dat een goede baan bij de overheid heeft. Uiteraard ontaardt dat in een discussie...
En dan is er natuurlijk de verkiezing van de beide Opperrabbijnen. De afgelopen maanden zijn deze verkiezingen niet anders dan een dieptepunt te noemen geweest: allerlei politieke dealtjes – deels in achterkamertjes –, rabbijnen die niet respectvol met elkaar omgaan, en een kloof tussen verschillende stromingen binnen de orthodoxie. Afgelopen woensdag mocht een collectief van 150 mensen hun stem uitbrengen voor de kandidatuur van Opperrabbijn. 's Avonds om 8 uur kijk ik ge- of ontspannen naar het nieuws. Ongelofelijk – men is voor de twee kandidaten gegaan, waarvan weinig vernieuwing te verwachten valt de komende 10 jaar. Rabbijn Jitschak Josef en rabbijn David Lau, beiden zonen van Opperrabbijnen.
Het lijkt het mopje wel over de man die naar de rabbijn komt omdat hij zo graag kohen wil worden. Maar waarom dan? vraagt de rabbijn. 'Mijn grootvader was kohen, mijn vader was kohen...' Niet dat er per se iets mis is met deze beide ultra-orthodoxe rabbijnen: rabbijn Josef is een man met grote kennis en rabbijn Lau lijkt een correct geklede man – net als zijn vader – en met dezelfde innemendheid als pa. Bovendien was Lau met succes al jaren rabbijn van de stad Modie'in. Maar enige verandering zal er niet komen, denk ik, of ik moet me vergissen. In de media wordt het vooral beschreven als een overwinning voor de ultra's, de charediem, die wraak nemen op de religieus-zionisten die voor het eerst sinds jaren veel meer macht hebben in de coalitie dan de ultra's. Het Opperrabbinaat is in ieder geval in handen van de charediem, die door de op handen zijnde dienstplicht voor jesjiva-studenten onder druk staan...
Ja, religie is in Israël alomtegenwoordig, meer dan vroeger het geval was. Overal zijn jesjivot, leerhuizen, en sjoels te vinden. Of het nu in een groot winkelcentrum (de zgn. 'canyon'), het busstation of een hotel is. Toch houd ik wel van die sjoels in de openbare ruimtes. Er is voor elke gebed een minjan dat samengesteld is uit willekeurige voorbijgangers. Zoals het Zohare Chammah-gebouw dat in de buurt van de Machanee Jehoeda staat, de grote markt in het centrum van Jeruzalem. Gelegen op de Jaffastraat is het een historisch gebouw met twee klokken en een grote zonnewijzer op de gevel.
Volgens de Googler-Rebbe werd het gebouw in 1905 gebouwd als hotel en onderkomen voor oliem die geen vast onderkomen konden vinden in die periode.
Zohare Chammah-gebouw op wikipedia
Enfin, tijd voor Mincha – het middaggebed. Het minjan bestaat uit een bonte verscheidenheid aan Joden die er allemaal verschillend uitzien en anders gekleed zijn. Zo is er een oude man met strohoed, sommigen met een gehaakte keppel, anderen met een zwarte keppel; sommigen hebben een T-shirt aan, terwijl er ook hardcore charediem zijn, uitgedost in hun vaste kleding: een wit overhemd, zwarte jas en hoed. Jong en oud, Asjkenazisch en Sefardisch of Orientaals bidt hier door elkaar heen. De voorganger is een jongen met een zwart T-shirt aan: Merkaz haTavlien vehaKitnijot – Machanee Jehoeda, staat er op zijn rug. Wat zoveel betekent als dat de jongen werkt in een winkel(tje) met noten, bonen- en erwtensoorten en kruiden op de Machanee Jehoeda. In een vlot tempo wordt het middaggebed gelezen.
Opmerkelijk is dat er en geur van citronella en munt in de sjoel lijkt te hangen. Nee, dat zal niet van de voorganger komen, denk ik bij mezelf. Dan zie ik de bron van de geuren: een grote schaal in de hoek met verse munt, lavendel, citronella, mirte en andere kruiden. Wat is dat nu weer? Wanneer het gebed is afgelopen, vraag ik het een mede-bidder. Ja, dat is zodat men een zegening erover zegt, legt hij uit. Mensen geven dat aan de sjoel zodat men de zegening van kruiden kan zeggen (boree minee besamiem en boree iswe besamiem – afhankelijk van het soort kruid of geurende grassen). Maar waarom geven mensen dat aan de sjoel? zeur ik een beetje door. Ter herinnering aan hun overleden dierbaren. Het uitspreken van een zegening door de mensen is een grote verdienste ter hunner nagedachtenis – legt hij geduldig uit. En het is een zegening over geur, die iets spiritueels is, probeert hij nog. Hmhm, zeg ik vriendelijk en wrijf – net als anderen – over de kruiden heen, zeg een beracha en ruik aan de geurende groene bos. Dan is het gebed echt afgelopen en loopt iedereen weer weg, naar het gloeiende zonlicht buiten...
Sjabbat Sjalom