Bij de zomer hoort natuurlijk muntthee. Sinds mijn jarenlange verblijf in Israël ben ik verzot op “thee met nana”, zoals dat daar heet. Waar ik ook kom, altijd wordt me zomers een kopje thee met nana-bladeren aangeboden – soms uit eigen tuin. Nadat ik ooit bij een feestje ter gelegenheid van de inwijding van een nieuw huis (chanoekat habajit), de hoofdbewoner al plassend in een hoekje van zijn eigen tuin aantrof, sla ik soms nana van eigen teelt af. Je weet maar nooit. Bij vrome gastheren is nana-thee soms een gedoe, want die zijn dan druk in de weer om de blaadjes goed af te spoelen en te controleren op beestjes. Want ook op nana schijnen allerlei beestjes te zitten die Joden niet mogen eten. Enfin, als je maar goed genoeg zoekt, vind je ook wormen in de wormen ...
De gewoonte om nana-thee te maken hebben we meegenomen naar Nederland. Mijn echtgenote had dan ook bij het opkomende fraaie zomerweer een fijn zakje munt gekocht bij ‘een supermarkt’ (mag geen sluikreclame maken). Vrolijk pak ik het zakje uit de ijskast om het vervolgens open te scheuren – uiteraard op zo’n manier dat het zakje niet meer te gebruiken is. Maar, wacht eens, wat staat daar nou? “Plaats van herkomst: Colombia”. Ik dacht altijd dat Colombia bekend stond om ‘andere plantaardige producten’ die een stuk duurder zijn dan munt. Waarom in vredesnaam munt uit Colombia halen als het in Nederland ook prima kan groeien? Nieuwsgierig begin ik aan een warenonderzoek onder de andere boodschappen in de ijskast. Hm, korianderblaadjes uit Israël (voor het goede doel, vooruit ...), champignons uit Polen (!), frambozen uit Marokko, van die kleine leuke kinderappeltjes uit Brazilië en komkommers uit Spanje. Dat zootje fruit en groenten heeft al meer van de wereld gezien dan ik.
Maar, waar slaat dit eigenlijk op? Al deze groenten en fruitsoorten groeien ook prima in Nederland, dus waarom die producten de halve wereld over sjleppen? Wat is daar nou het voordeel van, behalve blijkbaar voor de supermarkt? Goedkoper is alles niet geworden, dus de enige die hierop verdient, lijkt mij de supermarkt te zijn en de tussenhandelaren. Nadelen te over: zonde van de verspilde transportkosten, schade aan het milieu en onduidelijkheid over de veiligheid van de producten. Want niet overal hebben ze dezelfde maatstaven voor hygiëne en veiligheid. Zo worden in Spanje meer bestrijdingsmiddelen gebruikt dan in Nederland en soms ook soorten die bij ons verboden zijn. Dat zal dan in een (bijna) 3e wereldland als Colombia vast niet beter zijn. Maar misschien ligt het aan mij en ben ik ouderwets en begrijp ik de voordelen van deze overbodige vorm van globalisering niet.
Volgens mijn oudste dochter ben ik inderdaad ouderwets en begrijp ik niets. En daar heeft ze natuurlijk gelijk in. Zo begrijp ik inderdaad niet de noodzaak en lol van MSN, Hyves, Facebook en andere communicatiesystemen. Ik heb geen Skype, geen webcam en zelfs geen Wifi – zo’n ding waarmee je opgetogen een strike door je eigen beeldscherm gooit, nep-tennist, of gezellig virtueel gaat honkballen in je toch al te kleine huiskamer. Nee, ik begrijp ook al niets van de school van mijn oudste dochter – één van de betere in Amsterdam. Zo schijnt er een vaag vak cultuurgeschiedenis te bestaan, waar ze over allerlei geloven en culturen leren. Dat resulteerde tot nu toe in het groepsgewijs maken van een muurkrant over een bepaald geloof en het bouwen van een moskee van suikerklontjes. “Maar, zijn jullie ook naar een echte moskee, kerk en synagoge geweest” – vraag ik met een mix van achterdocht en interesse. “Nee, pap”. “Maar, hoe kun je nou een moskee van suikerklontjes bouwen als je er nog nooit één van binnen hebt gezien”, vraag ik. “Weet ik niet, pap. Maar bemoei je er maar niet mee.” Laatst kwam ze thuis met het belangrijke inzicht dat door haar docent was meegegeven ‘dat het grote verschil tussen christendom en jodendom is, dat Christenen geloven dat Jezus de Masjiach was – en Joden niet’. Ja, zo ken ik er ook nog wel een paar. “Ik ga eens met die juf van je praten,” brom ik. “Nee pap, dat ga je niet.”
Laatst was het weer mis, toen ze een spreekbeurt over keizer Vespasianus moest houden. Toevallig stond het document van de tekst van haar spreekbeurt nog open op mijn computer, zodat ik besloot uit jiddisje nieuwsgierigheid annex bemoeizucht een stukje te lezen. Mijn oog viel op de passage dat ‘Vespasianus best een aardige en grappige man was’. Eerst dacht ik het verkeerd gelezen te hebben – hoe kan een Romeinse Keizer in vredesnaam een aardige en/of grappige man zijn? Leren ze nog nadenken daar op school? Ik bedoel, Caesar was er trots op dat hij een genocide onder de Galliërs had gehouden en Caligula liet geloof ik tijdens zijn maaltijden mensen martelen en doden en peuzelde rustig door. Lees Suetonius zou ik zeggen. Maar Vespasianus is in de Joodse traditie natuurlijk helemaal een sjeiketz (gruwel), een rasja (schurk), als vernietiger van de Tempel in Jeruzalem, waarbij mogelijk honderdduizenden de dood vonden. Ik probeer het pedagogisch aan te pakken: “Schat, wat herdenken we ook al weer elk jaar op Tisja Be’ Av – 9 Av?”. “De verwoesting van de Tempel, pap”. “Juist, en hoe kan de dader dan een grappige, aardige man zijn?!”. “Ja pap, je hebt gelijk. Maar bemoei je er niet meeeee”. Wanneer ik mijn lezing nog even wil voortzetten – met pareltjes als “Is het toeval dat de nazi’s en de fascisten zich van Romeinse symbolen bedienden?” en “die Romeinen hebben het hele Midden-Oosten verziekt, waarvan we nu nog de ‘vruchten’ plukken” –
wordt ik door het bekende ‘BOE-IEN’ onderbroken.
Ach, de generatiekloof is van alledag – en bovendien bemoei ik me natuurlijk inderdaad overal mee ... Ik put steun uit de woorden van de profeet Maleachi, die belooft dat in de messiaanse Eindtijd Elijahoe Hanavi het hart van de vaders / ouders zal doen terugkeren tot dat van de kinderen en het hart van de kinderen naar dat van hun vaders / ouders (Maleachi 4:6).
Maar tot dan, nog vol-op ‘gezelligheid’. Hoewel, zonder jiddisje discussies is het saai, toch?