De afgelopen weken ging het in de parasja vooral over leiderschap in crisistijden. Wanneer Mosjé wordt geconfronteerd met geklaag over het manna en de wij-willen-vlees eisen, geeft hij zijn leiderschap eigenlijk terug aan God, die hem heeft aangesteld. Maar je functie teruggeven gaat bij God natuurlijk niet. Wel krijgt hij ondersteuning van een team van zeventig oudsten en hopelijk ook de allerwijsten van het volk – mensen in wie het volk vertrouwen heeft en die zich al eerder hebben bewezen.
De ene crisis is nog niet bezworen of de ander dient zich alweer aan: de verspieders (beter: verkenners) die door Mosjé op een missie worden weggestuurd naar Kenaän. Wat voor land is het eigenlijk en hoe zien de bewoners en hun steden eruit? En heel belangrijk: hoe zien de landbouwproducten eruit in dat bijzondere Beloofde Land? De verspieders komen terug met de boodschap dat het inderdaad een vruchtbaar land is. Maar toch is het volgens hen een mission impossible. De inwoners zijn reusachtig groot, de steden te sterk verstevigd. Niet doen dus, luidt het negatieve advies van deze experts.
Het is heel makkelijk om deze tien verspieders als zondaars weg te zetten, als mensen die de waarheid niet willen zien. Misschien zouden ze in deze tijd wel worden gezien als verspreiders van fake news. Maar de zaken liggen genuanceerder. Laten we niet vergeten dat de meerderheid van de verspieders dit standpunt had. Blijkbaar heeft de meerderheid het dus toch niet altijd bij het rechte eind. En was het wel fake news? Er waren wel degelijk reuzen – de Bijbelse figuren Og en Goliat bewijzen dit, maar ook de Midrasj. Volgens de Midrasj waren de vruchten die verkenners mee terug namen namelijk onnatuurlijk groot. De druiventros werd door acht mensen gedragen – op twee draagstokken met aan elke kant vier mannen. En één verkenner droeg een reusachtige granaatappel, de ander een vijg – zo zwaar waren de vruchten!
En wilde iedereen terug naar Egypte, of wilde men de intocht in het Beloofde Land misschien alleen een tijdje uitstellen totdat er een goed plan was om de uitdagingen het hoofd te bieden? En bewijst de wonderbaarlijke inname van Jericho niet dat de stad vanuit een gewone, aardse en militaire zienswijze inderdaad een onneembare vesting was?
Het beeld dat de intocht van Israël een fluitje van een cent zal zijn en dat iedereen spoedig onder zijn eigen wijnstok en vijgenboom zal zitten, wordt weersproken door de Tenach zelf. De verovering, in bezitname en bewoning van het Beloofde Land gebeurde in verschillende stadia vanaf Josjoe'a, de periode van de Richteren, tot aan de vroege koningstijd onder Sjaoel en David. Pas daarna was het helemaal veroverd, bewoond en heerste er rust (of een gewapende vrede?). Om een indruk van het tijdperspectief te geven: vanaf de Uittocht tot aan de bouw van de Tempel in Jeruzalem door koning Sjelomo zijn er volgens het boek I Koningen meer dan vierhonderd jaar verstreken. “En het was in het vierhonderd tachtigste jaar na de uittocht van de Israëlieten uit het land Egypte, in het vierde jaar van Salomo’s regering over Israël; in de maand ziw, dat is de tweede maand, bouwde hij het huis voor de Eeuwige" (I Koningen 6:1). De 'Gouden Eeuw' onder koning Sjelomo begon dus pas bijna vijfhonderd jaar na de Uittocht!
Het is ook interessant om te zien dat de verdere gang van zaken na de crisis van de verspieders toch iets van hun kritiek lijkt te incorporeren in het plan. Als er werkelijk geen enkele kern van waarheid zat in de kritiek waarom ging men dan niet vol gas richting Kenaän? Integendeel, de groep mensen die dat willen en een doortocht willen forceren worden door Mosjé ontmoedigd en vervolgens genadeloos neergeslagen. Ook het uitstellen van de intocht met veertig jaar laat iets zien van een koerswijziging. Misschien was het toch niet het juiste moment? En laten we vooral niet vergeten dat zo’n veertig jaar later – vlak voor de intocht – de stammen Gad, Ruben en half Menasje er voor kiezen om aan de oostelijke Jordaanoever te blijven; een gebied dat niet tot het Beloofde Land lijkt te behoren.
In het chassidisme krijgen de verspieders een soort van herwaardering. Hun motivatie werd ingegeven door een te grote nadruk op het spirituele. In de woestijn was hun bestaan een puur spirituele – men hoefde zich niet in te spannen voor aardse beslommeringen. Brood viel er uit de hemel, water uit een nooit opdrogende bron die met hen meereisde. En natuurlijk was er de koelte van de mee reizende wolken, die hen bedekten en beschermden. Zo kon men zich de hele dag met het geestelijke, het spirituele bezighouden. De intocht in Israël zou een neergang inzetten in deze visie omdat het een fysiek leven inhoudt. Daar moet men zaaien, ploegen en oogsten om te kunnen eten. Je terugtrekken in je spirituele bubbel kan dan niet meer. Toch was dit een verkeerde visie – het gaat erom het fysieke met het geestelijke te verbinden, de materie te heiligen.
Hoe om te gaan met dissidente meningen blijkt ook in de moderne tijd moeilijk. Maar laten we er ons voordeel mee doen naar een breed scala van meningen te luisteren – discussiëren mag/moet uiteraard, zelfs op het scherp van de snede, maar wel vanuit een houding van respect – om tot een evenwichtig, optimaal oordeel te komen.
Sjabbat sjalom!