Toevallig deed ik de televisie aan op een net dat de Olympische Spelen uitzond. Ik zag enkele volwassen mannen driftig in de weer op het ijs, met in de hand iets dat nog het meest leek op een oude fluitketel - maar dan van steen (grijs marmer?) en zonder tuit. Behendig probeerden ze de fluitketel van steen in een roos te krijgen, enkele meters verderop. Voor de wegglijdende fluitketel waren twee mensen driftig bezig om alle oneffenheden weg te poetsen met kleine stoffertjes. Er werd ondertussen enorm geschreeuwd. Soms was het écht spannend en probeerde men elkaars fluitketel weg te ketsen. Een soort jeu de boules, maar dan op ijs. En niet met ballen, maar met stenen fluitketels. Toen ik een goede vriendin vertelde over enige scepsis van mijn kant ten aanzien van de Spelen, was ze verontwaardigd – mensen trainen jarenlang voor allerlei topprestaties. Waarom had ik daar geen oog voor? Ik moet er niet aan denken, al dat getrain …
Vriendelijk legde ik uit dat ik weinig sportiefs kon ontdekken in mannen die met stenen fluitketels op ijs roetsjen. Ah, curling bedoel je. Heeft dat dan ook nog een naam? Curling?
Maar wat is het doel ervan? Allemaal te intellectuele vragen, denk ik dan. Maar om mij toch enigszins tevreden te stellen, vertelde ze dat er in de psychologie een fenomeen bestaat dat genoemd is naar deze sport. Echt? vraag ik verbaasd. Ja, ‘curling parents’. Een uitdrukking die gebruikt wordt voor ouders die er alles aan doen opdat hun kinderen slagen en succesvol zullen zijn. Ze regelen alles voor hun kinderen tot in de kleinste details en halen alle oneffenheden weg – net als die mannetjes met hun stoffertjes dus. Op internet vind ik later het fenomeen terug: een idee van de Deense psycholoog Bent Hougaard.
Maar toch hebben al die mega-sportevenementen iets van een Toren van Babel. De rabbijnen waren kritisch over die Torenbouwers. Als er een steen naar beneden viel, was men bedroefd over het geldelijke verlies. Maar als er een mens te pletter viel, maakte men zich daar niet druk om. Denk aan de berichten in de kranten over de ongelukken die optreden bij de bouw van de stadions in Qatar voor het wereldkampioenschap voetbal in 2022. Misschien wel 4.000 bouwers – veelal buitenlanders (Nepalezen) die slecht worden behandeld – zullen omkomen, lees je in het AD van vorig jaar september.
Want wat is nu werkelijk het belang van dergelijke sportevenementen? De wereld staat op sommige plekken in brand, mensen hebben honger, en nare ziektes bedreigen nog steeds grote groepen mensen. Als het echt fout lijkt te gaan in de wereld, zie je dat die Spelen gewoon doorgaan – denk aan Berlijn 1936. In 1972 na de moord op elf Israëlische sporters riep IOC-voorzitter Avery Brundage: “The Games must go on.”
In de winter van 1971 kwam het Olympisch vuur aan in Israël, zo rond Chanoeka. Het fijne weet ik er niet van – dat kun je alleen in oude kranten vinden, denk ik. Enfin, de gedachte dat het Olympische vuur aankomt in het Heilige Land, rond Chanoeka, kon de Lubavitcher Rebbe destijds niet bekoren. In een publieke voordracht op Sjabbat 13 november 1971 klaagt de Rebbe over deze absurditeit – we gaan straks Chanoeka vieren, en wat doen we? We ontvangen de vlam van het Olympische vuur in Israël. Hij schrijft zoiets als:
De tekst krijgt iets sinisters met de aanslag op de Israëlische sporters voor ogen, bijna tien maanden na de datum waarop deze rede is uitgesproken… Voor wie Jiddisj leest en het leuk vindt om dit te lezen. Een jaar later – winter 1972 – komt hij hier nogmaals op terug en beschrijft hij de Olympische Spelen als afgodendienst in een voordracht op Sjabbat Chanoeka. Bovendien is al dat geloop (met de fakkel?) niet gezond voor je hoofd en hart volgens de doktoren, schrijft de Rebbe. En dat de Spelen in Duitsland waren, was ook genoeg reden om ze over te slaan … U kunt het hier in het Jiddisj lezen.
Nu is het historische gehalte van de beschrijving van de Rebbe niet al te hoog – de Olympische Spelen worden een beetje simpel en stereotiep beschreven – maar het is opmerkelijk dat hij zich hier zo over opwond. Ook is de vergelijking met afgodendienst niet iets wat direct de moderne lezer aanspreekt … Maar je kan wel degelijk vraagtekens zetten bij de grote hoeveelheid financiële middelen, tijd en aandacht die aan de Spelen wordt gegeven. Het moet wel een spelletje blijven …
Raarder wordt het omdat de laatste jaren Chabad-chassidiem juist outreach-activiteiten schijnen te houden bij de Olympische Spelen. Op de site COL (Chabad OnLine) kan je lezen hoe men bij de Spelen van 2008 in Peking/Beijing juist wèl aanwezig was om religieuze activiteiten te faciliteren. Zo organiseerde men gebedsdiensten op drie locaties en werden er vijf ‘gezanten’ (sjliechiem) ingezet om mensen bij te staan voor advies, informatie, en lessen. Ook bij de huidige Spelen lijkt men aanwezig en er zouden drie synagogen bij de Spelen zijn ingericht. Het bezoek van de Opperrabbijn van Rusland – Chabadnik Berel Lazar – op de openingsceremonie van deze Spelen in Sochi leidde tot enige commotie, omdat het vrijdagavond was – aldus Failed Messiah die het weer van de Ma'ariv had.
Strikt gezien lijkt het mij halachisch gezien niet verboden … In het verleden – bij het leven van de Rebbe – besloot men overigens om geen activiteiten te ontplooien op de Olympische Spelen. Zo ging men niet naar de Spelen in Montreal 1976, en ook op de Spelen van 1984 (Los Angeles) wilde de Rebbe niet dat men actief was. Terwijl er wel plannen lagen voor een kosjer restaurant en een grote voorlichtingscampagne over jodendom. De Rebbe stak daar dus een stokje voor.
Maar laat u vooral niet afschrikken, en veel kijkplezier - ik kijk stiekem natuurlijk ook af-en-toe ...
Sjabbat sjalom!