Gefascineerd door meer exotische vormen van jodendom en gedreven door reislust besloot ik in februari op reis te gaan naar Oost-Europa en daar een kijkje te nemen bij de Joodse gemeenschappen. Voor mijn reis koos ik drie steden: Praag, Krakow en Budapest. Deze steden hebben alle drie een glorieuze Joodse tijd gekend, maar wat is daar nog van over?
Praag. Een prachtige stad die al sinds de elfde eeuw bewoond is door Joden. Een stad met veel geschiedenis en mooie gebouwen, waaronder oude synagogen. Mijn expeditie begint. Vrijdagavond ga ik naar de Alt-Neuschul. Deze synagoge was het fysieke en spirituele huis van rabbijn Jehoeda Löw (de Maharal, circa 1520–1609), waar zich het mystieke verhaal van de Golem zou hebben afgespeeld – de mythische man die rabbijn Löw uit klei maakte om de Joden te helpen, totdat de Golem een ‘zenuwinzinking’ kreeg en daarna nooit meer is gezien. Ik verwachtte het zeer inspirerend te vinden om te dawwenen in een sjoel met zoveel geschiedenis.
De inspiratie kwam echter moeilijk aangezien ik achter een ontzettend dikke muur (de mechietze) moest zitten, met slechts om de paar meter een kijkgat op ooghoogte. De dienst was bovendien moeilijk te verstaan en er werd veel gekletst; kennelijk is stil zijn ook moeilijk voor Joden buiten Amsterdam. Na afloop van de dienst sloop ik stiekem de mannenruimte in om nog eventjes een kijkje te kunnen nemen. Het was prachtig: een intieme, hoge ruimte met vrij weinig verlichting die een wat geheimzinnige sfeer creëerde. Op het plafond stonden Hebreeuwse woorden die ik – ondanks het feit dat ik vloeiend Hebreeuws spreek – niet kon begrijpen.
Tijdens de dienst ontmoet ik een vrouw - klein, maar met grote ogen – en haar dochter: lang, ook met grote ogen. Ze wonen in een dorpje bij Praag en proberen orthodox te leven, dus komen ze om de week naar Praag om naar sjoel te gaan. Sjabbatmorgen kwam ik mevrouw opnieuw tegen, onderweg naar sjoel. Enthousiast spoorde ze mij aan om zeker niets van de dienst te missen. Zij en haar man boden de kidoesj aan voor de verjaardagen van hun zoon (16) en dochter (14). Haar zoon ging de haftara laajnen en er zouden ‘buitengewoon veel mensen’ komen. Later begreep ik dat ‘een buitengewoon drukke dienst’ er in Praag anders uitziet dan in Amstelveen, waar bij een normale dienst al zeker zestig mensen aanwezig zijn. In Praag telde deze ‘zeer drukke dienst’ hoogstens veertig mensen.
Desalniettemin zat de sfeer er bij de kidoesj goed in. De zoon en dochter gaven voordat wij begonnen met eten (ja, ook het begrip ‘kidoesj’ ligt net wat anders: gerookte zalm, eiersalade, tonijnsalade, makreel, crackertjes etc.) een drasja. De drie woorden Tsjechisch die ik spreek (ja/nee/bedankt) kwamen helaas niet van pas, maar hier en daar werden citaten uit de parasja en uit de Talmoed genoemd, dus het klonk goed. Je kon merken dat de gemeenschap trots was op hun twee jonge leden, iedereen was muisstil en luisterde aandachtig. Tijdens de kidoesj heb ik kort gepraat met een rabbijn van de sjoel, totdat hij mij koppelde (lees: shidoechte) met een Tsjechische jongen, die knalrood wegliep en die ik daarna niet meer heb gezien.
Er werd veel gelachen en gekletst en er werden lechajiems gedronken, de mensen straalden blijdschap uit. Toen ik mij echter realiseerde dat deze groep mensen – die qua aantal nog in onze huiskamer zouden passen – het hedendaagse jodendom van Praag representeren, vond ik het nogal triest. Terwijl het jodendom in Praag juist op een bepaalde manier heel aanwezig is: alle synagogen en de Joodse begraafplaats bevinden zich binnen de Joodse buurt, die slechts uit een paar straten bestaat. Bovendien wisten alle Pragenaren mij precies de weg te wijzen naar welke synagoge dan ook. Alleen op mijn eerste dag in Praag liep dit wat stroef, toen ik het gebouw binnenliep waarvan ik meende dat het de Spaanse synagoge was. Het viel mij op dat er geen beveiliging was, dus ik was blij te constateren dat het Joodse leven in Praag kennelijk veilig is. Toen ik echter wat beter keek, zag het er toch niet uit zoals op de foto’s. De mevrouw die naast mij stond wist mij te vertellen dat dit de protestantse kerk was. Oeps. Toen ik een paar meter verderop de synagoge aantrof, zag ik helaas toch heel wat beveiliging staan.
Het binnenkomen van de synagoge tijdens diensten was trouwens een hele opgave. Pas na grondig verhoor werd ik binnen gelaten. Het gekke was dat elke keer dat ik bij een Joodse instantie naar binnen ging, de vragen steeds moeilijker leken te worden. Het begon met “ben je Joods?” en eindigde met: “graag een samenvatting van de parasja van jouw bat mitswa.” Of hij het zelf wist, betwijfel ik, maar toen ik enthousiast mijn drasja van zes jaar geleden begon te vertellen, werd ik nét bij het hoogtepunt afgekapt. Ik probeerde nog snel een paar zinnen erbij te smokkelen maar hij wilde al niet meer luisteren.
De laatste twee dagen heb ik de ‘Jewish Quarter Tour’ gedaan (alle synagogen + de Joodse begraafplaats). Jammer om te zien dat al die oude synagogen niet meer in gebruik zijn en daarom omgetoverd zijn tot musea: een Holocaustmuseum (waarin alle namen van de slachtoffers op de muren geschreven staan), een museum over de Chevra Kedisha – de vereniging die vroeger Joodse begrafenissen regelde – en een museum over Joodse feesten en gebruiken. Natuurlijk, in Amsterdam gebeurt dat ook. Maar hier hebben we tenminste nog andere sjoels waar wél gewoon dienst is op sjabbat, in tegenstelling tot Praag. Toch mogen we blij zijn dat de gebouwen in Praag er tenminste nog staan. Hitler wilde ze behouden als aandenken aan het uitgeroeide ras – een sympathieke gedachte dus …
Na de oorlog waren er slechts 15.000 Joden over van de circa 92.000, waarna er veel zijn weggegaan uit Praag. Tegenwoordig wordt het aantal Joden in Praag op niet meer dan 5.000 geschat, waarvan maar een heel klein deel zich met het jodendom identificeert. Joods Praag stelt dus niet zoveel meer voor. Chabad (dat trouwens in een ex-pub zit, compleet met een bar!) is er wel, maar dat is vaak meer voor toeristen. Er zijn twee kosjere restaurants - waarvan eentje trouwens trots op het raam vermeldt dat Bibi hier ooit heeft gegeten (is dat dan een push- of pullfactor?) En er is één bakkerij met kosjer brood. Heel veel meer is er niet, helaas. Er mag gehoopt worden dat de Golem opnieuw zal verschijnen om de Joden van vandaag te helpen …