Al jaren zie ik het als mijn taak om vooroordelen bespreekbaar te maken en te strijden tegen discriminatie en uitsluiting. In mijn werk, vrijwilligerswerk en bestuursfuncties. Een speciale passie heb ik voor het samenbrengen van groepen die op het eerste gezicht niet zo dol op elkaar lijken te zijn, zoals Joden en moslims. “Ieder mens heeft vooroordelen, zo zit de menselijke geest in elkaar. Dat geeft niet, als we ons daar maar bewust van zijn en er niet naar handelen.” Ik hoor het mezelf bijna zeggen als mantra tijdens talloze trainingen. Laatst werd ik echter met mijn eigen vooroordelen geconfronteerd …
Ik kwam uit Den Haag om daar op het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) te spreken over de Ronde Tafel Islamofobie, op initiatief van minister Asscher. Ik was vroeg terug en besloot mijzelf, alvorens mij in het kindergedruis thuis te begeven, te trakteren op een uurtje slenteren door de stad. Ik was nog niet uitgestapt bij het Spui of ik zag in schreeuwerig neon ‘70% korting!’ op de ramen van Maison de Bonneterie staan. Nu heb ik altijd een speciaal gevoel bij die zaak. Mijn oma werkte er voor de oorlog als hoofd verkoopster. Ze verkopen er prachtige kleren die ik mij normaliter nooit zou kunnen veroorloven, maar de hoge korting lokte mij naar binnen.
Vrolijk kwam ik, twee vestjes rijker, even later de winkel weer uit. En toen zag ik hem … de imam van de Al Kabir-moskee, met wie ik al zo vaak zo goed samen heb gewerkt. “Oh nee,” dacht ik, “wat zal hij wel niet denken? Ik loop hier in een chique pak vanwege de ontmoeting op het ministerie en dan kom ik ook nog een heeeeeel dure kledingzaak uit gelopen. Hij zal wel denken: ‘zie je wel dat alle Joden rijk zijn?’ Nu belichaam ik dat vooroordeel. Zal ik me verstoppen achter die mevrouw daar? Zal ik de volgende tram nemen?”
Te laat … hij had me al gezien. Langzaam en vrolijk kwam hij op me afgelopen. “Dag Chantal, hoe gaat het? Alles goed? Ook lekker geshopt zie ik?” Ik lachte wat ongemakkelijk terug. “Dag imam, hoe gaat het met u?” Even gleden mijn ogen naar beneden … Ze stopten bij het babyblauwe tasje dat aan de arm van de imam bungelde. Een golf van opluchting ging door mij heen. “Ik zie dat wij net in dezelfde winkel waren, bent u goed geslaagd?” Hij antwoordde: ”Jazeker, maar wat gek dat ik je binnen helemaal niet heb gezien!” Ik barstte opgelucht in lachen uit: “Nee dat klopt, maar ik neem ook aan dat u niet aan het winkelen was op de vrouwenafdeling.” Waarop hij ook erg hard moest lachen en wij samen, met onze blauwe tasjes aan de arm, vrolijk dezelfde tram instapten om onze dromen over een betere maatschappij met meer veiligheid en begrip voor elkaar te bespreken en verdere mooie toekomstplannen te smeden.
Zo werd ik dus even met mijn neus op de feiten gedrukt. Ik projecteerde de vooroordelen, waarmee ik in mijn projecten dagelijks geconfronteerd wordt, geheel ten onrechte op mijzelf en op mijn vriend de imam. Je leert van je successen, maar nog veel meer van je fouten.
Mensen vragen mij weleens waarom ik het zo belangrijk vind om op te komen voor de rechten van homo’s, Moslims of andere minderheden. Ik realiseer mij gewoon dat onze toekomst hier een gedeelde toekomst is. Mijn oma Regine Bremer heeft vijf concentratiekampen en een dodenmars overleefd. Zij leerde me dat haat alleen het slechtste in de mens naar boven haalt en zij kon het weten. Als er iemand in mijn ogen recht had om te haten, dan was zij het wel. Maar dat deed ze niet. Mijn oma had grenzeloos lief. “Kind, je hebt moffen en je hebt Duitsers.” Mijn eerste woordjes Duits leerde ik van haar, toen bleek dat mijn vader voor zijn werk naar Duitsland moest verhuizen en wij wellicht mee zouden gaan. Ik was een zesjarig meisje dat bang was dat niemand mij zou verstaan en geen kind met mij zou spelen. Dus leerde oma me: “Willst du mit mir spielen?” Veel later begreep ik pas hoe het voor haar moet zijn geweest, dat wij mogelijk naar Duitsland zouden verhuizen … Wij bleven uiteindelijk.
Ik ben hier, omdat mijn vader, mijn oma en opa de oorlog hebben overleefd. Dus dan kan ik maar beter iets zinnigs met mijn leven doen en eraan bijdragen dat dit nooit weer gebeurt. Er is een piramidemodel dat de stappen uitlegt van roddels, geruchten en stereotypen naar vooroordelen, naar discriminatie, naar institutioneel geweld, naar genocide. Die piramide is te stoppen. En wel onderaan. Mijn doel is dat we nooit belanden bij discriminatie en verder. Daarom moet ik als Joodse vrouw opkomen voor de rechten van anderen, ook en misschien juist wanneer zij niet op mij lijken. Alleen dan kunnen we het tij keren.
Deze column hebben wij met toestemming overgenomen van Nieuw W!J.