Afgelopen november had ik de ‘kawod’, de eer, af te reizen naar de kampen Majdanek, Sobibor en Auschwitz. Naast een geschiedkundige interessante reis, was het vooral een persoonlijke herdenking van de meer dan 700 familieleden die in die laatste twee kampen zijn vermoord. Het was ook een confrontatie met mijn eigen leven van na de oorlog. De grootouders die zijn teruggekomen, zijn teruggekomen in een omgeving waar de straten, de omgeving en de huizen nog hetzelfde waren, maar waar de mensen om hen heen waren verdwenen.
Mijn ouders groeiden op in een vreemde sociale wereld, de wereld waar zij in hadden moeten opgroeien was er niet meer. Hun grootouders, hun ooms en tantes, neven en nichten, de scholen, synagogen en de verenigingen, alles was weg. De geborgenheid, de zekerheid en de vanzelfsprekendheid was verdwenen. In die onzekerheid, in die wereld van verdriet ben ik geboren.
Op deze reis heb ik veel geleerd. Enkele van die lessen wil ik met jullie, hier op deze plek, en op deze bijzondere dag, delen.
Het eerste wat ik mij realiseerde toen ik in Auschwitz-Birkenau op enkele tientallen meters stond van de ruïnes van ovens 2 & 3, was dat de Holocaust niet iets uit het verleden is. De Holocaust was niet alleen gericht tegen mijn vele familieleden die daar vernietigd zijn, zoals mijn achterneef Salomon van Dam, net twee jaar jong toen zijn leven stopte, of mijn grootvader Simon Krant, slechts 32, waar ik alleen een foto van over heb. Neen, de nazi’s hebben mijn gemeenschap vernietigd en hadden ook mij niet gegund te leven, gelukkig te zijn en mijn familie te herdenken. De Holocaust was niet gericht tegen individuen, maar tegen groepen, waaronder de groep waar ik bij hoor. Ik was altijd bezig met het herdenken van hen die vermoord zijn, maar de Holocaust is iets persoonlijks, ook tegen mij gericht. De Holocaust is geen verleden tijd.
De tweede belangrijke les is een direct gevolg van de eerste. Daar, in die ongelofelijk grote vernietigingsfabrieken, realiseerde ik mij dat ook de nazi’s mensen waren van vlees en bloed. Hoe ook die mensen als onschuldige baby’s zijn geboren, maar ergens mee hebben gekregen dat ‘anderen’ zoals politieke tegenstanders, homoseksuelen, Roma, Sinti en Joden geen mensen zouden zijn. Het was een proces. Een proces van het ontmenselijken van groepen. Een proces van het meten met twee maten.
Wat kan ik met dit inzicht? Wat kunnen wij, hier verzameld bij dit monument, met deze kennis?
Dames en heren, jongens en meisjes, ik heb mijzelf beloofd goed op te letten op mijn gedachten over anderen. Mijzelf te behoeden voor discriminerende gedachten en handelingen, hoe klein dan ook. Laten wij allen blijven nadenken over onze eigen acties. Laten we blijven meten met één maat, de menselijke. Ik roep iedereen op na te denken over zijn of haar acties, na te denken of er, wellicht onbewust, toch onjuiste redenen zijn om bijvoorbeeld te zwijgen als je onrecht ziet, of een sportclub die één speler thuis laat, omdat de tegenstander hem niet wil ontvangen vanwege zijn nationaliteit of religie.
Waar liggen onze prioriteiten? Bij het spel, bij geld? Of bij onze belangrijkste menselijke waarden?
Het is dus heel bijzonder dat ik hier nu sta, op deze plaats, in het bijzijn van mijn ouders, mijn dochter en mijn vrouw. Het is heel bijzonder dat ik jullie mag vertellen dat ik een gelukkig mens ben. Het is vanwege die bijzonderheid, dat ik jullie allen oproep alert te blijven, en ‘Nooit meer Auschwitz’ geen loze leus te laten zijn.