Het verrassende Egypte van vóór de Uittocht

Gastcolumnist

vrijdag 4 april 2014

Chaim van Unen (1936) studeerde andragologie aan de UvA en de VU. Hij werkte als docent sociale filosofie voor de Voortgezette opleiding Maatschappelijk werk in Amsterdam en als docent filosofie voor de managersopleiding Pro Education aan de Hogeschool van Amsterdam. Verder was hij actief als zelfstandig consultant op het gebied van (geestelijke) gezondheidszorg en heeft hij jarenlange ervaring in Joods onderwijs, onder andere als docent bij Crescas. Chaim van Unen schreef diverse boeken, over hulpverlening en over jodendom.

Pesach is weer in aantocht en dan denken we, onwillekeurig, ook aan Egypte. Centraal staat dan het verhaal van de uittocht uit Egypte. Dáár heb ik niets aan toe te voegen. Maar weten wij eigenlijk wat voor land dat Egypte eigenlijk was? Vanuit welke cultuur vluchtte ons volk eigenlijk weg? Misschien denkt u: ‘Ja we waren er slaven en we wilden helemaal niets weten van die cultuur. We werden er uitgebuit en onderdrukt’. Toch kan een klein inkijkje in die cultuur interessant zijn, zo vlak voor Pesach. Dat inkijkje wil ik u geven, aan de hand van Egyptische ”sprookjes”.

Een poosje geleden kocht ik in een rommelwinkeltje, waar ook een plankje met boeken stond, een klein, wat versleten prismaboekje met de titel: Egyptische Sprookjes (‘Egyptische Sprookjes’, bewerkt door E. Brunner – Traut, Utrecht / Antwerpen, 1974). Twee euro leek me niet te veel en ik nam het mee.

Lang lag het in de kast. Totdat ik er een keer, bijna achteloos, in begon te lezen. Wat een verrassing. Egypte bleek niet alleen het land van de ‘slechte farao’, en ook niet alleen van de ontelbare goden en priesters. Het was ook niet alleen het land van die grote godenbeelden en de talloze tempels. Het was ook een land van talloze verhalen. Soms absurde verhalen soms heel menselijke. En al lezend dacht ik vaak: waar ken ik dit toch van? Ik wil de lezer graag laten delen in mijn verrassing.

Ik kan hier slechts gedeelten van een aantal verhalen weergeven, want ze zijn vaak lang en ingewikkeld. Maar ik hoop dat dat desondanks voldoende zal zijn voor de herkenning die mijn tekst zal oproepen.

Ik begin met De miraculeuze vertellingen aan het hof van Koning Cheops. Dit verhaal vertelt hoe prins Chefren zich verhief om te gaan spreken. ‘Ik doe’, zei hij, ‘uwe majesteit het verhaal van een wonder, ten tijde van uw stamvader koning Nekba, toen hij eens op weg was naar Memphis’. De essentie van het verhaal speelt zich af in de tuin van de priester Oeba-oner. In die tuin lag een aangename vijver. Op een gegeven ogenblik ontmoette de tuinopziener van Oeba-oner diens vrouw en zei tegen haar: “Kom, laten we daar een ongestoord teder uurtje doorbrengen!” Wel, de lezer snapt het wel: hier komt eerst zoet van, en daarna zuur. Het minnende koppel werd verraden bij de priester Oeba-oner. Deze bedenkt een list om de dader (de tuinman dus) te straffen. Hij laat een krokodil maken uit was, een beest dat hij bij zijn staart kan vastpakken. Als later op de dag de tuinman een bad gaat nemen in de vijver, pakt Oeba-oner de wassen krokodil bij de staart en gooit deze in de vijver. Meteen komt die daar tot leven, duikt naar de bodem, grijpt de tuinman in zijn bek en legt hem aan de voeten van de priester. Op het moment dat Oeba-oner de krokodil bij de staart pakt, verstart deze weer tot de krokodil van was, die hij zelf had gemaakt. Later werd deze ‘truc’ nog eens herhaald in het bijzijn van de koning, zodat deze goed kon ziet dat een met mensenhanden gemaakte krokodil een mens kon verslinden en daarna, door hem beet te pakken weer gewoon een ding werd. Gooiden niet ook Aron en Mosjé hun staf op de grond voor de farao om te zien hoe hun stokken slangen werden en zelfs de slangen van de Egyptische priesters konden verslinden? Pakten ze hun slangen daarna weer bij de staart dan waren het weer gewone stokken.

Een tweede voorval dat ik tegenkwam, is minstens zo spectaculair, hoewel wat ingewikkeld verteld. Het gaat over koning Snoefroe die zich over een meer wilde laten roeien door een boot met twintig maagden, allemaal even mooi en allemaal met een kostbaar sieraad om hun prachtige hals. Een van de maagden zit voorop en geeft zowel de maat als de richting aan. Plotseling valt de boot stil en de koning vraagt wat er aan de hand is. De vrouw die maat en richting aangeeft zegt: “Ik ben mijn prachtige sierraad verloren.” Wel, er wordt besloten dat sieraad te gaan zoeken. Het verhaal vertelt nu dat de oppervoorlezer van de koning een toverspreuk uitspreekt, waarop het water van het meer naar één kant vloeit zodat de andere kant van het meer droogvalt. En ja, daar lag het prachtige sierraad. Met de volgende toverspreuk liep het water weer terug over het hele meer en de normale toestand was weer hersteld. Wie van de lezers denkt niet aan het splijten van de Rietzee?

Een volgend verhaal, sterk samengevat, is ook opmerkelijk. Er waren eens twee broers. Anoebis en Bata. Anoebis bezat een huis en een vrouw. De broer daarentegen had niets. Hij woonde bij zijn broer en deed ook het zware werk in het huis van Anoebis. Toen de broers op een dag hun velden aan het inzaaien waren, bleken ze te weinig zaad te hebben meegenomen. Anoebis vroeg Bata naar huis te gaan en een aanvullende zak zaad op te halen. Dat deed Bata zonder meer. Hij legde, thuis gekomen, de zware zak op zijn schouder en wilde terug naar het veld. Maar toen de vrouw van Anoebis hem zag sprak zij hem aan. “Wat ben jij een mooie sterke kerel,” zei ze. “Zo mannelijk!” Ze greep hem vast en zei: “Kom, laten we samen het liefdesspel bedrijven en met elkaar een uurtje doorbrengen. Je zult er geen spijt van hebben. Als beloning zal ik mooie kleren voor je maken.” Maar Bata ontstak in grote woede en weigerde haar afschuwelijk voorstel. “Waag het niet ooit nog eens mij zo’n voorstel te doen.” Zij smeekte vervolgens Bata om hierover met geen woord te spreken met Anoebis, haar man. En dat beloofde Bata.
Maar de vrouw werd heel bang dat haar man er toch achter zou komen. Ze bracht zichzelf builen en vuile plekken toe, en toen haar man dan ook ‘s avonds thuis kwam en naar de bulten en de vlekken informeerde, zij de vrouw dat Bata had geprobeerd haar te verkrachten en dat zij zich had moeten verweren.
Anoenis deed er alles aan om zijn broer te vermoorden, maar die wist te ontkomen. Ook een latere verzoening kon het leed voor Bata niet verzachten. Anoebis doodde uiteindelijk zijn vrouw, sneed haar in stukken en wierp die voor de honden. Voor Josef liep deze gebeurtenis uiteindelijk aanmerkelijk positiever af.

En wat te denken van de laatste gebeurtenis die ik hier wil vermelden? De oppergod Re kwam er achter dat de mensen een opstand tegen hem beraamden. Hij riep de goden bijeen met de waarschuwing dat de mensen dit niet mochten merken. Toen de mensen er lucht van kregen dat Re iets van plan was tegen hen, vluchtten zij de woestijn in. Hathor, een bevriende godin werd door Re gevraagd om verslag te doen en zij sprak: “Zowaar gij mijn oppergod bent, ik heb de mensen overweldigd en dat heeft mijn hart verkwikt.” Als reactie hierop gaf Re de onbegrijpelijke opdracht aan zijn boden om zo snel ‘als bliksemschichten’ naar Elefantine te reizen en een grote massa rode aarde te brengen. Zo gebeurde het en de hogepriester van Heliopolis liet deze rode aarde direct verpulveren. Vervolgens maalden de slavinnen deze rode aarde door de mout van het bier dat ze hadden bereid en ‘zo leek het allemaal op mensenbloed’. Met deze rode substantie werden 7000 kruiken gevuld en oppergod Re kwam op inspectie. De dag, waarop de godin rond het middaguur op haar weg naar het zuiden de mensen totaal wilde vernietigen, brak aan en de oppergod Re sprak: “Het bier is werkelijk goed; daarmee zal ik de mensen redden.” En Re vervolgde: ”Breng het bier naar de plaats waar ze heeft gezegd: ‘Daar zal ik de mensen vernietigen.’” Hij liet deze rode slaapdrank daar uitgieten. Nu werden de velden er, overeenkomstig de wil van de oppergod, mee bedekt. Het (rode) bier stond vervolgens in het hele gebied meer dan een halve meter hoog. Het leek of het water in bloed was veranderd. Uiteindelijk, en nadat Hathor de rode wateren had overzien en er zich in gewassen had, gaf zij haar plan om de mensheid te vernietigen, op.

Bij deze voorbeelden wil ik het laten. Maar we zien dat de schrijvers van de verhalen over de Uittocht en tijdens de plagen, gebruik maakten van deze beelden die zij uit Egyptische bronnen kenden. Daarmee doen zij geen afbreuk aan de verhalen maar zij laten zien dat de Israëlieten niet in een luchtledig hebben geleefd.

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.

Columns 2023

Columns 2021

Columns 2020

Columns 2019

Columns 2018

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013