Voor wie deed ik het? Misschien wel voor mezelf. Ik was zó boos dat het Nederlandse Rode Kruis van leer trok wanneer een bekende Joodse Nederlander liet weten geen cent aan het Rode Kruis te geven. Dat ze geen idee hadden waar deze reactie vandaan kwam en het ook niet wilden weten. Dat zat me dwars. En degenen die mij kennen, weten dat ik in dat geval het onderste uit de kan haal. Iedereen bij het Nederlandse Rode Kruis moest en zou weten hoe de vork aan de steel zat.
En zo begon mijn persoonlijke kruistocht. De eerste jaren, onder directeur Jan Post, kreeg ik niemand voor mijn karretje gespannen. Tot januari 2005. Een nieuwe directeur, murw van zijn recente bezoek aan Sri Lanka, direct na de tsunami, met gruwelijke beelden en de geur van de doden nog vers in zijn geheugen, is op weg naar de landelijke hulpactie. Ik ben zijn persvoorlichter. In de coulissen lopen we Frits Barend tegen het lijf. Hij is blij me te zien en roept “Wat doe jij hier?” Dit was mijn kans. Op Frits’ reflexen kun je rekenen. Ik draai me om en zeg: “Ik ben hier met mijn nieuwe baas, Cees Breederveld, de directeur van het Rode Kruis …” Frits steekt zijn hand uit en trekt die direct weer terug. “Dat zijn toch allemaal antisemieten.” Hij draait zich om en loopt weg. Ik kijk opzij. Cees Breederveld ziet lijkbleek. “Gaat het een beetje?” vraag ik. Ben ik te ver gegaan?
Misschien wel. Maar het heeft wel gewerkt. Cees Breederveld wilde weten waar dit vandaan kwam. Het was het begin van een lange weg van bewustwording binnen het Rode Kruis. Een weg met hindernissen. Directeur en management gingen op cursus in het Joods Historisch Museum, een cursusdag georganiseerd door Crescas. Ze kregen geschiedenisles, ontmoetten overlevenden van de Sjoa, keken kritisch naar de keuzes die ze nu maakten. Hadden ze wel oog voor alle groepen in de samenleving? Het bestuur werd bij het traject betrokken en langzaam maar zeker ontstond het gevoel dat er wat moest gebeuren. Het Nederlandse Rode Kruis zou over niet al te lange tijd zijn 150-jarig bestaan vieren, de hoogste tijd voor reflectie. Hoe kon het gebeuren dat het Nederlandse Rode Kruis een groep die door iedereen in de steek was gelaten, zo had genegeerd. Het NRK wilde iets doen richting de Nederlands-Joodse bevolking. Maar niet iets waar de Nederlandse Joden niet op zaten te wachten.
Op verzoek van de directie ben ik ‘Joods Nederland’ langs gegaan. Officiële instanties, particulieren, nabestaanden … Aan iedereen vroeg ik: “wat zouden jullie willen dat het Rode Kruis zou doen?” En we kregen drie opdrachten mee voor directie en bestuur: ken je geschiedenis, maak die bekend in de nationale media en doe er wat mee.
Dat is nu vier jaar geleden. In de afgelopen vier jaar heeft het Rode Kruis het NIOD de opdracht verstrekt een breed onderzoek uit te voeren naar het functioneren van het NRK tijdens de Tweede Wereldoorlog. De nieuwe directeur, Gijs de Vries, committeerde zich aan de opdracht die het Rode Kruis zich had gesteld om kennis te nemen van wat de Nederlandse Joden is overkomen. Bestuur en directeur bezochten Auschwitz en spraken daar ook met overlevenden uit de kampen. Ze lazen het onderzoek, en waren er ziek van. En ze besloten dat er maar één reactie mogelijk was. Excuses, onomwonden. Niet met de verwachting dat daarmee alle boosheid en verdriet zou kunnen worden weggenomen. Wel om te laten zien dat de Rode-Kruisorganisatie waar zij voor staan, dit nooit had mogen laten gebeuren. Dat hun Rode Kruis er voor iedereen moet zijn. Ook als het moeilijk is. Juist als het moeilijk is.
En ze gaan de confrontatie aan. In de landelijke pers. In een besloten bijeenkomst met nabestaanden. Tijdens de publieke presentatie in De Balie die voor iedereen toegankelijk was. En volgend jaar in Israël tijdens een aantal bijeenkomsten die worden georganiseerd in samenwerking met Irgoen Oleh Holland.
Ik ben trots op mijn Rode Kruis dat de moed had dit traject te kiezen, te doorlopen en te doorleven. Wat dat voor hen heeft betekend, klinkt door in de speech van voorzitter Inge Brakman en werd gehoord en gevoeld door de tweehonderd aanwezigen in een doodstille zaal in De Balie.
De publieke presentatie is in zijn geheel te zien op het tv-kanaal van De Balie. Let op: de presentatie begint rond minuut vier.