Het dichtstbijzijnde familielid dat ‘het kamp’ had overleefd, was mijn tante Roza, een nicht van mijn vader, een sterke vrouw. Roza sprak gemakkelijk over de oorlog, meestal zonder verbetenheid. Meestal. Eén van haar uitspraken herinner ik me nog goed: “De Oekraïners, die waren het ergst”.
Ik was nog nooit in Polen of Oekraïne geweest. Niet zonder reden. En nu had ik een reis geboekt naar Oekraine. Roza’s uitspraak speelde in de weken voor het vertrek regelmatig door mijn hoofd. Zou ik nu wel gaan?
Een zoektocht naar Joods erfgoed was voor mij al vaker de legitimatie om landen te bezoeken die nu niet bepaald bekend staan om hun filosemitische bevolking. Wat Oekraïne betreft: twee steden met een rijk Joods verleden oefenen al langer een grote aantrekkingskracht op mij uit, niet in de laatste plaats door de columns die mijn reisgenoot en goede vriend Leo Frijda hierover op de Crescas-website heeft geschreven. Czernowitz, hoofdstad van de Boekowina, en Lemberg, hoofdstad van Galicië. Boekovina en Galicië, ooit kroonlanden in de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie, bestaan niet meer. Czernowitz en Lemberg wel, onder hun huidige namen Chernivtsi en Lviv.
Vlak voor ons vertrek lees ik op de Jonet-website een artikel over Lviv. Matseiwes (Joodse grafstenen) zijn hier gebruikt voor het verharden van wegen. Na lang aandringen van Joodse gemeenschappen in Oekraïne heeft het gemeentebestuur besloten daar mee te stoppen en andere middelen te gebruiken, zoals asfalt. De matseiwes die in de omliggende dorpen van Lviv zijn aangetroffen, gaan naar de enige Joodse begraafplaats van Lviv die de Duitse bezetting heeft doorstaan. De toon is gezet.
Een taxi brengt ons naar een rustige straat, net buiten het centrum van Lviv, waar we een bezoek brengen aan ‘Hesed-Arieh’, een Joodse welzijnsinstelling. In de hal vallen direct de grote plaquettes op waarmee de Amerikaanse organisaties die in 1998 de financiële basis voor dit ‘Joodse Huis’ legden, worden bedankt: de Posner Foundation, World Jewish Relief, de Claims Conference en de Joint. Helaas is de directrice, die ons zou rondleiden, verhinderd. Ze laat zich vervangen door de bibliothecaresse, die ons plichtmatig het een en ander over haar organisatie vertelt. Zorg voor ouderen is een kerntaak. In het eigen gebouw worden culturele activiteiten georganiseerd, zowel voor ouderen als voor kinderen en jong-volwassenen. Op vrijdagavond worden diensten gehouden … Diensten? Functioneert Hesed-Arieh dan ook als Joodse gemeente? Het antwoord op deze vraag is vaag en ontwijkend. Jongens en meisjes worden opgeleid voor hun bar of bat mitswa. En dan? Dan komt een rabbijn uit een andere stad en dan wordt de bar of bat mitswa gevierd … We beëindigen onze rondleiding in een kamer die de naam museum draagt. Eén van de tentoongestelde voorwerpen is het restant van wat ooit een Tora-rol was. Na drie kwartier vertrekken we met meer vragen dan waarmee we binnen kwamen.
De volgende ochtend lopen we met onze gids Olha door de Joodse wijk, althans wat daar van over is. Een Joodse wijk die al bestaat sinds 1383, een rijk verleden heeft, maar die nu een vrij troosteloze aanblik biedt. Olha wijst op het straatnaambordje boven ons hoofd, Vulytsya Staroyevreiska, wat door haar vertaald wordt met Old Hebrew Street. Aan het eind van deze straat lopen we langs een schutting met drie grote borden. Achter deze schutting lag vroeger ‘Synagogue Square’ met twee sjoels en een Beet Hamidrasj. Wordt hier gewerkt aan het restaureren van een deel van de Joodse buurt? De borden beloven veel: ‘The international design competition for sites of Jewish history in Lviv’.
Het straatnaambordje op het tegenover de schutting gelegen plein zet me weer met beide benen op de grond. Dit is het Koliyivshchyny-plein. De naam zegt u en mij weinig. Het plein is in de Sovjettijd vernoemd naar de Kozak Koliyivshchyna, die in de 18e eeuw naast Polen en niet-orthodoxe Oekraïners veel Joden van het leven heeft beroofd. Hoezeer Oekraïners ook afstand nemen van de Sovjetperiode, dit plein een andere naam geven is blijkbaar niet aan de orde. Leuk pleintje, zo midden in de Joodse buurt …
Vóór de Tweede Wereldoorlog woonden in Lviv 125.000 Joden, een derde van de bevolking. Slechts een handjevol overleefde de sjoa. Terwijl Olha verder vertelt over de Joodse geschiedenis van de stad, passeert aan de overkant een man met een lange grijze baard en een zwarte jas. “Dat kon best een Jehoede zijn” flitst door mijn hoofd. De man groet, Olha zwaait terug en wisselt een paar woorden met hem in het Oekraïens. “Met hem hebben we om 12.00 uur een afspraak,” zegt Olha als de man om de hoek is verdwenen.
Een half uur later zitten we tegenover Meylakh Sheykhet, één van de leden van de kleine orthodox-Joodse gemeenschap in Lviv. Zijn bureau ziet eruit als het mijne: teveel papier. Het duurt dan ook even voor hij een visitekaartje heeft gevonden dat hij mij overhandigt. Hij bekleedt meerdere functies, legt hij uit, dit kaartje is van één van zijn activiteiten. Ik lees: ‘Mr. Meylakh Sheykhet, Union of Councils, American Jewish Organization for Human Rights (UCSJ), Director of American-Ukrainian L’viv based Bureau on Human Rights and Rule of Law’ … pfoeh, een mondvol. Maar wat doet hij dan allemaal? Sheykhet (59) blijkt de man te zijn die het voor elkaar heeft gekregen dat de gemeente Lviv niet langer grafstenen gebruikt voor het verharden van wegen. Hij vecht als een leeuw om de herinnering aan de eens zo grote Joodse gemeenschap van Lviv levend te houden. Hij vecht voor talloze Joodse begraafplaatsen in Lviv en omgeving, hij probeert een gebouw in handen te krijgen waarin een mikwe is gevonden, daarnaast runt hij een Joodse ‘soup kitchen’, hij …
Sheykhet leeft orthodox, dat was me meteen duidelijk. En hij leeft en werkt voor de kleine Joodse gemeenschap die Lviv vandaag de dag nog kent. Eens leefden hier 125.000 Joden, nu nog een handjevol. Eens telde de stad 45 (!) synagogen, nu nog slechts twee, waarvan er één nog ‘in bedrijf’ is. “Een orthodoxe sjoel?” vraag ik. “Natuurlijk,” antwoordt Sheykhet. “Maar,” begin ik voorzichtig, “gisteren waren we bij Hesed-Arieh, dat is toch ook een soort Joodse gemeente?” Sheykhet haalt zijn schouders op: “Daar weet ik niet zoveel van. We hebben eigenlijk geen contact met ze.” In gedachten moet ik glimlachen. Deze stad heeft toch nog iets échts Joods: een handjevol Joden, twee Joodse gemeenschappen, en ze spreken niet met elkaar!