’Straatboekhandelaren zijn lang boekenjoden genoemd, of ze nu joods waren of niet. De meeste waren arme marktkooplieden die nauwelijks sporen hebben nagelaten. Maar sommige boekverkopers, met name degenen die met een kraam op het Haagse Binnenhof stonden, werden beroemd. Ze hadden Kamerleden, ministers en bekende premiers als klant.’
Zo begint de flaptekst van het boek ‘De handel en wandel van de boekenjood' door taalhistoricus en NRC-journalist Ewoud Sanders.
Ik weet niet hoe het u vergaat, maar bij mij gaat er altijd een lichte huivering door m’n lijf als ik woorden hoor als brilenjood en voddenjood. En helemaal als ze in de verkleinvorm gebezigd worden. Dus bij het lezen van het boek van Sanders moest ik mij behoorlijk vermannen. De woorden boekenjoodje en boekensmous zijn niet van de lucht. Maar dat vermannen is niet voor niets. Als je de negatieve connotatie even laat voor wat hij is, dan schrijft de historicus Sanders een vermakelijke, maar vooral interessante cultuurhistorische geschiedenis van Joodse boekhandelaren die met hun koopwaar op de markt stonden.
In Amsterdam was tot 1876 een gespecialiseerde boekenmarkt op de Botermarkt, het huidige Rembrandtplein. Later verhuisde deze markt naar de Oudemanhuispoort.
Maar ook Den Haag kende zijn boekenmarkt en wel onder de arcaden van het Binnenhof, waar ook toen al het Nederlandse parlement zetelde. Sanders wijdt een heel hoofdstuk aan de Joodse familie Blok, die van 1820 tot 1935 boeken verkocht op het Binnenhof. Maar ook in de Haagse familie Garnade zaten bekende boekverkopers.
Ewoud Sanders is taalhistoricus en vooral geïnteresseerd in de herkomst van woorden en waar die in de literatuur te vinden zijn. Op zijn website zijn daarvan tientallen voorbeelden te vinden en vaak gratis te downloaden. Ook in het geval van het woord boekenjood gaat zijn belangstelling voornamelijk uit naar de geschiedenis van het woord en haar vindplaatsen. Zo geeft hij voorbeelden in overvloed. Van brieven van Vincent van Gogh tot opmerkingen van Multatuli. Van Klikspaan (J. Kneppelhout) tot De Schoolmeester (G. van de Linde).
In een hoofdstuk geeft Sanders zeven voorbeelden van ‘fictieve boekenjoden’ zoals die voorkomen in boeken van onder anderen Carry van Bruggen, F. Bordewijk en Leonard Roggeveen.
Werd het woord boekenjood altijd alleen maar gebruikt voor Joodse boekhandelaren? Volgens Sanders niet. Vaak werd het ook in algemene zin gebruikt voor boekverkopers op de markt. Joods of niet. Maar de meeste voorbeelden die hij geeft. hebben een antisemitische ondertoon. Of boventoon zo u wilt.
Zelfs Carry van Bruggen bedient zich in haar roman Het Joodje (1914) van alle stereotypen die Joodse handelaren altijd opgeplakt krijgen. Ze krijgt er dan ook danig van langs in het NIW: “schandelijk werk (…) boosaardig (…) tegenover haar volk”.
In het laatste hoofdstuk, ‘De ondergang van een woord’, beschrijft Sanders hoe het gebruik van het woord boekenjood afneemt en ten slotte geheel verdwijnt.
“Ervaring leert dat het moeilijk is om veranderingen in de gevoelswaarde van een woord precies te dateren,” zegt hij.
Dat mag misschien waar zijn voor de gebruikers van het woord, maar ik kan mij nauwelijks voorstellen dat Joden halverwege de 19e eeuw bij het horen van dat woord zich anders voelden dan ik, een boekenjood uit de 21ste eeuw.
Neemt niet weg dat ik het een zeer leesbaar boekje (128 pagina’s) vind, vol voor mij onbekende anekdotes, over mijn illustere voorgangers.
Het boek is in eigen beheer uitgegeven in een oplage van 1000 stuks en is online te bestellen bij Kantien.