In de afgelopen tien jaar hebben veel Joden zich bij de neus laten nemen door een geblondeerd mannetje dat zich schaamt voor zijn etnische afkomst. Hij is de enige niet in deze groep. Recent onderzoek heeft laten zien dat niet alleen hij, maar meer zogenaamde Indo's (mensen van gemengd Nederlands-Indonesische afkomst) zich heel goed thuis voelen in extreem-rechtse bewegingen met een racistisch tintje. Daar zijn allerlei verklaringen voor, maar de beste en tegelijkertijd de treurigste is dat zij het racisme waarmee zij zijn opgevoed (‘Jammer dat het kindje zo bruin is’) hebben geïnternaliseerd. Dit uit de psychologie afkomstige begrip staat voor het bekende feit dat wij veel van de emoties en opvattingen, waaronder natuurlijk ook vooroordelen, onbewust overnemen van onze ouders.
Hoe zit dat met ons? In hoeverre zijn wij gevormd (of misschien wel misvormd) door antisemitisme, door onze eigen ervaringen in de sjoa of die van onze ouders? Wat doet dat met ons? Veel, zoals wij allemaal uit eigen ervaring weten. Voor mijn huidige onderwerp gaat het echter om een heel specifiek deel van die '(mis)vorming' (ook wel traumatisering geheten): de relatie met andere, niet-Joodse minderheden. Je ziet in dit verband globaal twee soorten reacties op het trauma van de sjoa, die ik voor deze gelegenheid maar 'inclusief' en 'exclusief' zal noemen.
De exclusieven onder ons menen dat wij als Joden ook als gediscrimineerden en vervolgden uniek zijn. Zij zien geen overeenkomsten tussen hun eigen lot en dat van anderen. Voor hen is het dan ook geen probleem om racistische vooroordelen te hebben of op partijen te stemmen die hele bevolkingsgroepen willen uitsluiten. Zij isoleren zich meestal binnen de veiligheid van de Joodse gemeenschap en zien niet-Joden in het algemeen als een soort fysieke achtergrondmuziek in hun leven. Deze Joden vinden dat niemand lijdt zoals wij lijden, dat wij altijd de pineut zijn. Dit leidt onder andere tot een argwanende houding ten opzichte van de 'buitenwereld'. Voor deze Joden is elke vorm van kritiek op Israël een uiting van antisemitisme, of, indien afkomstig van Joden, van zelfhaat.
De inclusieven onder mijn generatiegenoten zijn meestal opgevoed door ouders die benadrukten dat antisemitisme, racisme en andere vormen van uitsluiting in essentie allemaal één pot nat zijn. Ja, elke groep die wordt gediscrimineerd of vervolgd heeft unieke eigenschappen, maar die zijn nooit de ware reden. Immers, het is elke keer weer iets anders: de ene keer deugen mensen niet omdat zij Joden zijn, de andere keer is het weer omdat zij Moslim zijn of homo, of noem maar op. Omdat zij dit zo zien, neigen de inclusieven ertoe op te komen voor andere minderheden, omdat zij de parallellen voelen en er niet mee kunnen leven om aan de kant te blijven staan, net als degenen die tijdens onze vervolging wegkeken en niets deden.
Het jodendom kent inderdaad een sterk naar binnen gerichte kant waarbij het gaat om het behoud van het volk en de Joodse traditie; maar er is ook een andere kant, de naar buiten gerichte opdracht om 'een licht onder de volkeren' te zijn, om te werken aan het herstel van onze gebroken wereld, tikoen olam. Het moeilijkste van het Jood-zijn is om die twee schijnbaar diametraal tegenovergestelde opdrachten niet alleen uit te voeren, maar ook spiritueel met elkaar te verbinden.
In de maatschappij waarin wij leven, is het voor ons als Joden uiteindelijk een zegen dat er steeds meer verschillende culturele en religieuze minderheden zijn. Maar alleen als wij kunnen inzien dat ons lot met dat van hen verbonden is, omdat wij allen belang hebben bij een samenleving die de rechten van minderheden respecteert.