Ariëlla Kornmehls 'Wat ik moest verzwijgen’

Gastcolumnist

vrijdag 29 november 2013

Lydia Blom studeerde aan het Amsterdams Conservatorium. Zij is het gelukkigst wanneer ze muziek kan maken. Met Carolien Kamminga vormt ze het duo Blom & Ca. Onder de naam Kochawiem speelt dit duo een programma met overwegend Joodse en Israëlische muziek. Momenteel volgt Lydia een studie Algemene cultuurweten-schappen.

Proberen een mens te zijn is geen verdienste, maar normaal.
Max Léons, verzetsheld

Dit is het motto van het boek Wat ik moest verzwijgen, geschreven door Ariëlla Kornmehl.
Kornmehl onderzoekt in dit boek wat het voor zowel een moeder als voor een kind kan betekenen als ze elkaar kwijtraken, noodgedwongen moeten loslaten. Ook het thema van het hebben van een ‘foute ouder’ komt aan bod. Hoe gaat in dit boek Otto / Collins daarmee om? Het onderwerp kunstroof loopt daar als een rode draad doorheen. Gezien de pas opgespoorde roofkunst in het appartement van kunsthandelaarszoon Cornelis Gurlitt, een zeer actueel thema.

Vooropgesteld, het boek leest als een trein, het is moeilijk uit handen te leggen. Maar toch vond ik het moeilijk om mijn interesse in de hoofdpersonen vast te houden. Dit komt waarschijnlijk door de clichématige manier waarop ze beschreven worden. Ze komen niet tot leven. Mooie kaaklijnen, heldere kalme blikken, schitterende ogen.
Korte dialogen en onlogische zinnen als Over zijn echte werk, in het meubelbedrijf, hoorde ze hem nooit. Toch hingen er altijd dezelfde schilderijen in zijn huis. Toch? Hoezo toch? Op dit soort onlogische zinnen stuitte ik meerdere malen.

De jonge Joodse vrouw Jet moet onderduiken. Zij doet dat in Haarlem, bij Henk, broer van de groenteman. Daarbij twee details: zij neemt haar vriend Misha mee in onderduik. En: haar vader haalt bij haar vertrek een schilderij van Degas, Tini in Paris, van de muur.

‘Ze gaat onderin jouw koffer. Ze zal je beschermen.’

In Haarlem is een NSB-buurman die Jet tot seks dwingt, hij heeft haar waarschijnlijk als Jodin herkend.

‘Het was onvermijdelijk dat Jet hem zou ontmoeten. Van Keulen had een zelfverzekerde uitstraling, een mooie kaaklijn en golvend dik haar.‘

Buurman handelt in kunst, hij rooft en verzamelt voor zijn Duitse bazen.

‘”… dankzij kunst sterven we niet aan de waarheid,” weet je wie dat zei?’

Ik weet dankzij Google wie dat zei, Kornmehl laat het verder onvermeld.

Als er op een dag bij onderduikgever Henk een inval is, en er indringend wordt gevraagd naar de herkomst van de Degas, wordt besloten dat deze Degas maar veiliger bij buurman aan de muur kan hangen.
Van buurman raakt ze zwanger van een jongetje. Ze noemt hem Otto, en er wordt overeengekomen dat haar kind in het huis van buurman en zijn vrouw wordt opgenomen en dat Jet nooit contact met hem zal zoeken. Heel pijnlijk, Jet doet haar best vanuit de tuin het opgroeien van dit jongetje te volgen.

Het verhaal verplaatst zich naar New York, 1975. Je komt er dan langzaam achter dat Collins dezelfde persoon is als degene die in het eerste deel Otto heet. Waarom deze naamswisseling? Ook deze Collins is kunsthandelaar, taxateur. En je kunt het al bijna raden: op een dag, het is inmiddels 1992, wordt hem een aantal kunstwerken uit een nalatenschap ter taxatie getoond. De spanning wordt opgevoerd, en als laatste komt inderdaad de Degas te voorschijn. Hoe die in New York terecht is gekomen, wordt niet duidelijk. Collins is als de dood dat dit schilderij met hem in verband wordt gebracht, en met zijn vader, van wie hij eigenlijk niet precies snapt wat hij deed in de oorlog. Dat er een luchtje aan zat, is hem duidelijk.

Opeens zijn we bij de jonge vrouw Romi. Zij blijkt een kleindochter te zijn van Jet. Op haar sterfbed wil oma absoluut nog aan Romi vertellen dat haar moeder niet haar enige kind was, maar dat er ook een jongetje was.

‘Ik wil niet dat je moeder dit weet. Onthoud dat goed. Je moeder heeft het al moeilijk genoeg.’

Het klonk als een waarschuwing. Romi beloofde niets te zeggen. Ze wist dat haar oma haar moeder altijd beschermde, ze mocht nooit belast worden, alsof ze nog te fragiel was. Heel herkenbaar, zo gaat de eerste generatie met de tweede generatie om. Zwijgend.

Oh ja, Misha wordt in een bijzin op één van de laatste pagina’s van het boek nog even genoemd. Dan heb je je al het hele boek lang afgevraagd wat de functie van Misha was in dit verhaal.


Ariëlla Kornmehl, Wat ik moest verzwijgen
Uitgeverij Cossee, 2013
ISBN 978 90 5936 437 0/ NUR 301

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.

Columns 2023

Columns 2021

Columns 2020

Columns 2019

Columns 2018

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013