Het zal weinigen ontgaan zijn dat het dit jaar 150 jaar geleden is dat de slavernij door Nederland werd afgeschaft. Het houden van slaven was in Nederland zelf niet toegestaan maar in de koloniën, zoals Suriname, werd het niet als probleem gezien om slaven te exploiteren op de plantages. De Nederlandse rol in de internationale slavenhandel was niet uitzonderlijk groot (circa 5%). Engelsen en vooral Portugezen waren veel grotere slavenhandelaren. Naar schatting werden zo’n 12,5 miljoen Afrikanen getransporteerd, of beter gezegd: gedeporteerd naar Noord- en Zuid-Amerika. Minstens 15% stierf onderweg op zee. De Verenigde Naties hebben de slavenhandel met terugwerkende kracht bestempeld als een misdaad tegen de menselijkheid. Recent hoorde ik de term ‘zwarte holocaust’, maar dan besef je niet wat de echte holocaust inhield.
Jaren geleden werd ik onaangenaam getroffen tijdens een dialoogbijeenkomst met Surinaamse Nederlanders door het verwijt dat de Joden een grote rol zouden hebben gespeeld in de slavenhandel. Voorts zouden Joden als plantagehouders de tot slaaf gemaakte Afrikanen slecht behandeld hebben. Sindsdien heb ik me meer verdiept in deze duistere bladzij van de geschiedenis. Er woonden naar verhouding inderdaad veel Joodse plantagehouders in Suriname. Nazaten van gevluchte Spaanse en Portugese Joden. Er waren ook Joden actief in de slavenhandel. Maar het gaat mij veel te ver om Joden een grote rol toe te bedelen, laat staan ze de schuld van deze donkere episode in de menselijke geschiedenis in de schoenen te schuiven. Zij deden mee. Helaas. Je zou kunnen zeggen dat Joden eigenlijk beter hadden moeten weten want zij staan er elk jaar met Pesach bij stil dat zij ooit slaven waren in Egypte. En God zij dank werden bevrijd om als vrije mensen verder te gaan.
Dit jaar greep ik de kans om mee te gaan met een boottocht naar Beth Haim, de Portugees-Joodse begraafplaats in Ouderkerk aan de Amstel. Daar ligt de ex-slaaf Eliëzer begraven tussen de parnassiem, dus niet ergens achteraf. De Portugese gemeente werkt eraan mee dat Surinaamse landgenoten sinds enkele jaren eind juni zijn graf kunnen bezoeken om daar enkele rituelen te verrichten die je normaal gesproken niet op een Joodse begraafplaats zal meemaken. Er wordt op een drum gespeeld, een soort rondedans gemaakt, gezongen en met water gesprenkeld. Anderzijds heeft men begrepen dat Joden steentjes leggen bij een graf; dat wordt ter afsluiting ook gedaan.
Het is mooi dat de Portugese gemeente medewerking verleent aan dit gebeuren dat voor veel Surinamers belangrijk is. Het sierde voorzitter Jacques Coronel dat hij in zijn toespraak vertelde dat het voor hem eigenlijk niet zo goed voorstelbaar is dat zijn voorouders meededen aan de slavernij. Des te merkwaardiger dat een tamelijk militante voorman van de Surinaamse groep ronduit zei dat hij moeite had om een keppeltje te dragen op de begraafplaats vanwege alles wat zijn voorouders werd aangedaan. Ongepast en ook onwetend, want het staat hem vrij om een Surinaams hoofddeksel te dragen op de begraafplaats als hij zich daarbij beter had gevoeld.
Aan dit soort zaken is te merken dat de slavernij nog steeds geen afgesloten hoofdstuk is voor veel, maar gelukkig niet voor alle Surinamers en Antillianen. Er worden excuses geëist van de Nederlandse overheid, spijtbetuigingen die al enkele malen zijn geuit zijn niet genoeg. Er wordt ook door sommigen schadevergoeding geëist. Zo is door een Surinaamse econoom becijferd dat 379 miljard compensatie mag worden verlangd door de nazaten van de vroegere Surinaamse en Antilliaanse slaven voor alles wat hen is aangedaan door de slavernij.
De slavernij was diep beschamend en een groot drama. Maar het drama wordt nog groter als mensen zich nog steeds niet kunnen bevrijden van wat hun voorouders is aangedaan.