What's Art Got to Do With It? Onder deze titel vond deze week in De Balie (Amsterdam) een conferentie plaats over kunst en politiek in Israël en Palestina. Aan de orde kwam de culturele boycot, onderdeel van de Palestijnse Campagne voor een academische en culturele boycot van Israël (PACBI), een initiatief van Palestijnse academici en intellectuelen uit Ramallah in 2004.
Inmiddels heeft de culturele boycot internationaal aan kracht gewonnen. De verkiezingsoverwinning van premier Netanjahoe, die verkondigde dat er onder zijn leiding geen Palestijnse staat komt en die waarschijnlijk een uiterst rechtse regering gaat samenstellen, zal de culturele boycot nog meer wind in de zeilen geven.
In Israël is veel aandacht voor de culturele boycot. Een zeer kleine groep, verenigd in de Boycott from Within, ondersteunt de culturele boycot. Daartoe behoren antizionisten annex voorstanders van een binationale staat. Een grotere groep kunstenaars, grosso modo voorstanders van een Palestijnse staat naast Israël, is er tegen.
Wat behelst de culturele boycot? Elke vorm van public relations voor Israël in het buitenland dient te worden voorkomen. Vandaar de nadruk op de boycot van Israëlische kunstenaars die internationaal opereren.
PACBI ziet door de Brand Israël-campagne van de Israëlische overheid kunst als middel van de Israëlische propagandamachine om het imago van Israël op te krikken en Israël zo als normaal democratisch land te verkopen. De culturele boycot is gericht tegen Israëlische culturele instellingen die steun krijgen van bijvoorbeeld het ministerie van Buitenlandse Zaken, een ambassade of een publiek filmfonds. Oftewel alle organisaties die als een belichaming van de staat Israël gezien kunnen worden.
Individuele kunstenaars zijn primair geen doelwit van boycot, maar worden dit zodra ze een Israëlische instelling vertegenwoordigen of enige vorm van financiële steun van Israëlische instanties krijgen voor hun internationale activiteiten. Samenwerkingsprojecten van Israëlische en Palestijnse kunstenaars zijn volgens de PACBI-richtlijnen uit den boze. Ze scheppen immers de illusie van gelijkheid en normaliteit.
Een veelgeplaagd doelwit van de culturele boycot tijdens tournees in het buitenland is de prestigieuze Batsheva Dance Company onder leiding van choreograaf Ohad Naharin. Net als vele anderen in de Israëlische kunstscene is Naharin voorstander van een Palestijnse staat. Hij stelde zelfs dat als het zou helpen, hij zijn eigen voorstellingen voor dit doel zou boycotten.
Feitelijk kan een Israëlische culturele instelling als Batsheva alleen aan de boycot ontkomen als men een aantal doeleinden onderschrijft: het einde van de Israëlische besetting, gelijkheid voor de Palestijnse inwoners van Israël en erkenning van het recht op terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen (VN-resolutie 194). Met name het laatste punt heeft tot veel kritiek geleid omdat hiermee het bestaan van Israël kan worden ondergraven. Bovendien lopen Israëlische instellingen door de zogeheten 'Boycotwet' (2011) het risico hun financiering te verliezen als ze de doeleinden van de boycotbeweging ondersteunen.
Het is begrijpelijk dat de Palestijnen naar middelen zoeken om de Israëlische regering onder druk te zetten. Het zogeheten vredesproces heeft immers geen Palestijnse staat, maar meer nederzettingen in Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever opgeleverd. Een culturele boycot lijkt me niet het goede middel. Israëlische kunstenaars zijn geen vertegenwoordigers van de Israëlische regering.
Bovendien behoort het gros van de Israëlische kunstenaars tot het progressieve deel der natie dat zich juist tegen de bezetting keert. In woord en daad. Toen bijvoorbeeld in 2010 in de nederzetting Ariel een theater werd geopend waar Israëlische theatermakers geacht werden op te treden, kwam een groot aantal acteurs, regisseurs en toneelschrijvers met een verklaring waarin stond dat ze culturele activiteiten buiten de Groene Lijn (wapenstilstandgrenzen staat Israël uit 1948) zouden weigeren.
Door de culturele boycot dreigen Israëlische kunstenaars in een isolement terecht te komen. Steeds meer buitenlandse kunstenaars weigeren in Israël op te treden en in de praktijk worden alle Israëlische kunstenaars die internationaal opereren in de boycotrage meegenomen. Hun Israëlische achtergrond is al genoeg reden om geweerd te worden.
Tegelijkertijd neemt in Israël het zogeheten McCarthyisme tegen kunstenaars toe. Ten tijde van de laatste Gaza-oorlog werden tal van Israëlische kunstenaars die het waagden erbarmen te tonen met de Palestijnse slachtoffers, met de dood bedreigd.
Aan de vooravond van de verkiezingen sprak Netanjahoe zijn veto uit over twee juryleden van de Israëlprijs voor literatuur vanwege hun vermeende 'antizionistische' opvattingen, simpelweg om te voorkomen dat schrijver David Grossman, pleitbezorger van een Palestijnse staat, de prijs zou krijgen. De culturele boycot en Netanjahoe c.s. lijken hetzelfde te bewerkstelligen, namelijk het uitschakelen van Israëlische kunstenaars, een belangrijke stem van de Israëlische oppositie.