Radicaal genuanceerd herdenken

Gastcolumnist

vrijdag 30 november 2018

Jaïr Stranders Jaïr Stranders is in 2009 cum laude afgestudeerd aan de UvA als filosoof. Daarvoor heeft hij de opleiding tot theaterdocent en theatermaker aan de AHK afgerond. Door het jaar heen is hij artistiek leider van het landelijke initiatief op 4 mei Theater Na de Dam http://www.theaternadedam.nl/, geeft hij les aan verschillende Hogescholen van de Kunsten en andere opleidingen in filosofie en toneelspel, is hij bestuurslid van de Amsterdamse Kunstraad, het onafhankelijk adviesorgaan over kunstbeleid voor de gemeente Amsterdam en is hij als medemaker of bestuurslid betrokken bij een aantal theatermakers en toneelgezelschappen. Daarnaast geeft hij vanuit zijn expertise af en toe trainingen en workshops aan organisaties en bedrijven.

Onderstaande tekst heb ik uitgesproken bij de Kristallnachtherdenking 2018 in Theater Perdu op 10 november jongstleden. Deze herdenking is de afgelopen jaren een aantal keren in opspraak geweest door de keuze voor sprekers en participerende organisaties. Deze zijn namelijk vooral bekend als grote criticasters van Israëls omgang met de Palestijnen. Toen ik door de organisatie werd gevraagd om als Joodse Amsterdammer te spreken, aarzelde ik, maar uiteindelijk koos ik ervoor mijn visie niet onder stoelen of banken te steken.

Gisteren was het tachtig jaar geleden dat in heel nazi-Duitsland en Oostenrijk tijdens een door propagandaminister Goebbels opgehitste en door de SA en SS georkestreerde actie, talloze Duitse Joden werden aangevallen. De slim gebruikte aanleiding was de aanslag door de 17-jarige Duits-Joodse vluchteling Herschel Grynszpan op de Duitse ambassadeur Von Rath in Parijs, die hierdoor overleed. 1.400 Joodse synagogen werden in reactie hierop vernield of in brand gestoken, circa 7.500 winkels en bedrijven en zelfs begraafplaatsen moesten het ontgelden. Er kwamen bijna 100 Duitse Joden door geweld om het leven en ongeveer 30.000 werden gearresteerd en afgevoerd naar concentratiekampen; honderden pleegden in de weken erna zelfmoord. De brandweer mocht geen branden blussen; de politie stond erbij en keek ernaar, of hielp hier en daar een handje. In de periode na deze massale pogrom vluchtten zo’n 80.000 Joden uit Duitsland; vrijwel geen Westers land wilde echter grote aantallen Joodse nieuwkomers opvangen.

Vanavond staan wij hier samen stil bij deze massale en qua omvang ongekende pogrom, de Kristallnacht geheten. In Duitsland verkiest men overigens een benaming te gebruiken die iets minder romantisch klinkt: Reichspogromnacht. Wij herdenken jaarlijks dit moment in onze recente Europese geschiedenis in het besef dat, nadat in de jaren daarvoor Duitse Joden – van wie velen seculier en in grote mate geïntegreerd – stukje bij beetje werden buitengesloten, vernederd, mishandeld en vervolgd, dit een keerpunt was dat uiteindelijk met de veroveringsoorlogen van de nazi’s moest culmineren in de totale vernietiging van de Europese Joden.

Nadat ik door de organisatie van deze herdenking was benaderd om – als initiatiefnemer van de 4 mei manifestatie Theater Na de Dam – mee te denken over een theatrale bijdrage aan deze herdenking, wat resulteerde in de scènes die u hier vanavond gespeeld ziet door Amsterdamse jongeren, werd ik gevraagd als lid van de Nederlandse Joodse gemeenschap voor u te spreken. Aangezien de Tweede Wereldoorlog, de Holocaust en het herdenken ervan sterk met mijn persoonlijke geschiedenis verbonden zijn, voel ik mij zo vrij u mee te nemen op een reis langs een paar momenten en observaties uit mijn leven die te maken hebben met wat herdenken is, waarom we dat nog zouden doen en hoe dit zo vorm te geven dat er lessen uit kunnen worden getrokken voor deze tijd. Ik hoop dat u de gedachtegang kunt volgen, die eindigt en begint hier in het Amsterdamse Theater Perdu.

In 2002 speelde in dit theater namelijk mijn afstudeervoorstelling ‘Mijn Moeders Courage’, een door de Hongaars-Joodse theatermaker George Tabori geschreven toneeltekst. Het stuk vertelt over Tabori’s moeder, die in de zomer van 1944 een van de vele honderdduizenden Hongaarse Joden was die alsnog op transport naar de vernietigingskampen werd gezet. Door een smoes wist zij net voor aankomst in Auschwitz terug te keren, met alle emotioneel complexe vragen die daarbij horen. Een paar uur voor de eerste voorstelling stonden wij hierachter op de binnenplaats, toen wij tot onze grote verbazing voor het eerst de tekst lazen van historicus Jacques Presser die daar op de buitenmuur van de Oudemanhuispoort staat geschreven. We besloten meteen de voorstelling anders te beginnen, namelijk door een van de acteurs hier naar buiten te laten lopen en vanaf daar hardop de tekst voor te laten lezen, doorgegeven aan een acteur hierbinnen die de tekst doorgaf aan het publiek. Pressers tekst luidt: “Toen is in mij het bewustzijn ontwaakt dat een van de taken van de historicus, de man die schrijft over de mensen van vroeger, is de doden stem te verlenen. De doden moeten kunnen spreken en als men hen het spreken belemmert dan sterven zij tweemaal.” Wij konden ons geen waardiger begin van onze voorstelling wensen; wij herdachten.

Diezelfde dagen laaide het conflict in Israël en de door Israël bezette gebieden weer eens flink op. De gevel hierbuiten was lukraak met hakenkruizen beklad en tijdens een demonstratie om de hoek werd – als ik het goed heb – de leus “Hamas Hamas, alle Joden aan het gas!” gescandeerd. Het vormde een schril contrast met de voorstelling die wij speelden. Mijn geliefde oom, psychiater Theo de Graaf, die nog aan de wieg heeft gestaan van Een Ander Joods Geluid, liep ook mee met deze demonstratie. Het was, niet alleen voor mij persoonlijk, een zeer roerige tijd.

Nadat in 2004 in Amsterdam Nieuw-West een aantal jongens van Marokkaanse afkomst baldadig was gaan voetballen met de kransen die tijdens de Nationale Dodenherdenking waren neergelegd bij het monument op het Sierplein, initieerde toenmalig wethouder Aboutaleb in 2006 het scholenproject ‘De Tweede Wereldoorlog in perspectief’, waar ik mij voor aanmeldde. Het doel hiervan was jongeren op vmbo’s en mbo’s door duo’s Joodse en islamitische studenten – peer educators genaamd – bij te laten scholen over de Tweede Wereldoorlog én het Israël-Palestina conflict. Staand voor deze klassen zag ik hoe snel dit doel voorbij werd geschoten wanneer de zaken niet goed werden gescheiden, vooral toen mijn vrouwelijke collega-educator opeens aan een klas vroeg wie nu de hedendaagse Hitlers zijn. George Bush en Ariël Sharon, dat was het antwoord. Zij knikte bevestigend.

Een paar jaar later zocht toenmalig burgemeester Job Cohen een toekomstperspectief voor 4 en 5 mei in Amsterdam; de vraag was namelijk hoe nieuwe generaties en mensen die niet van huis uit een band hebben met de Tweede Wereldoorlog, bij deze nationale dagen te betrekken. Tegen de toen heersende tijdgeest in, die – deels goed bedoeld – vooral de specifieke referentie naar de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust los wilde laten met het oog op een voor alle Nederlanders meer inclusieve herdenking, stelden Bo Tarenskeen, Eymert van Manen en ik bij een brainstormsessie dat juist het als referentie loslaten van de Tweede Wereldoorlog dat hier plaatsvond, ervoor zorgt dat mensen zich niet meer kunnen verbinden aan de herdenking; een concreet kader of afzetpunt ontbreekt dan. Wij bedachten toen Theater Na de Dam, als voortzetting van theatrale lezingen op 4 mei die ik samen met Loek Zonneveld en andere theatermakers jaarlijks vanaf 2003 onder andere in deze zaal organiseerde. Het idee van Theater Na de Dam is sinds de eerste editie van 2010 nog steeds simpel: laat mensen op 4 mei na de twee minuten stilte de theaters ingaan om daar, middels verschillende voorstellingen gerelateerd aan de geschiedenis en periode van de Tweede Wereldoorlog, de herdenking te verdiepen en te verbreden. Het initiatief sloeg aan, want Theater Na de Dam is sindsdien door steeds meer theatermakers, programmeurs en publiek in het land opgepakt als een eigentijdse manier om die oorlogstijd in al zijn onbevattelijkheid te herdenken.

Sinds 2011 ben ik ook betrokken bij de jaarlijkse herdenking van de Februaristaking van 1941. Eerst doordat ik samen met andere theatermakers de vertelvoorstelling ‘STAAKT…’ maakte over deze in bezet Europa unieke collectieve verzetsdaad; deze voorstelling speelde een aantal jaren in de februarimaand op bijzondere locaties in de stad en op scholen. Later organiseerde ik mede programma’s in het kader van de herdenking en sinds een jaar ben ik duovoorzitter van het comité herdenking Februaristaking 1941. Zo leerde ik niet alleen steeds meer over die geschiedenis, maar ook over de strijd die er na de oorlog decennialang heeft gewoed rond de herdenking. Van wie was de staking geweest? Wie kwam de eer toe? En welke visie moest er bij de herdenking worden uitgedragen? Ja, Amsterdamse arbeiders, leden van CPN, hebben een cruciale rol gespeeld. En het moest gaan over medemenselijkheid natuurlijk, over het opkomen voor de ander, die onderligt, alleen wat nou als er over dat laatste – wie er onderligt – geen vanzelfsprekende eensgezindheid bestaat? De herdenking van de Februaristaking werd meer en meer gepolitiseerd, de overgeleverde geschiedenis – die sowieso altijd politiek is en wordt ‘gemaakt’ – werd gekaapt door de waan van de dag en ingezet voor eigen politiek gewin; tegen het imperialisme van de VS, tegen kruisraketten, tegen de bezetting van Palestina. De lessen die werden getrokken uit de geschiedenis konden zomaar de lessen worden die de organisatoren goed uitkwamen. Wat werd er dan nog herdacht en waarom?

Ik heb het voorrecht mogen hebben om in tramremise Lekstraat, een van de startpunten van de staking, na een gespeelde voorstelling van ‘STAAKT…’ oud-staker Harry Verheij te spreken. Hij vertelde mij toen dat hij nooit snapte waarom we op het Jonas Daniël Meijerplein met onze gezichten naar de Dokwerker gericht staan. Herdenken gaat toch niet enkel om het terugkijken naar het verleden, maar om vanuit de geschiedenis vooruit te kijken naar de toekomst, de lessen meenemend? Omdraaien dus, dat zouden we moeten doen, meekijkend met de Dokwerker.

En hiermee kom ik terug bij de vragen die ik eerder stelde over wat het herdenken van bepalende momenten uit de Tweede Wereldoorlog en de aanloop daar naartoe in deze tijden van grote maatschappelijke polarisatie, groepsdenken en geopolitieke verschuivingen nog kan zijn. Kunnen we wel lessen trekken uit de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en zo ja, hoe doen we dat op zo’n manier dat het ons als mensheid daadwerkelijk verder brengt in plaats van dat het averechts werkt, dat wil zeggen louter polariseert? Zo is in de aanloop naar 4 mei de heftige maatschappelijke discussie over wie of wat we herdenken al haast een traditie op zichzelf geworden; zo’n splijtzwam kan de herdenking zijn. Vooropgesteld dat het herdenken waar het hier over gaat altijd in eerste instantie een stilstaan is bij de slachtoffers van de verschrikkingen en mensonterende gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog, van hen die daartegen in opstand kwamen en van hen die nog met de herinneringen eraan leven, hoe zorgen we ervoor dat een herdenking, en dus ook deze herdenking van de Kristallnacht, vervolgens ook waarde heeft, zin, of zelfs nut, vooral voor jongere generaties?

Het is in mijn ogen een groot misverstand te denken dat – om aansluiting te vinden bij deze tijd – herdenkingen simpelweg moeten worden geactualiseerd, oftewel vergelijkingen maken met gebeurtenissen uit deze tijd. Hiermee doe je niet alleen al snel de uitzonderlijkheid van de gebeurtenissen die aanvankelijk zouden worden herdacht, geweld aan, met het gevaar mensen diep te kwetsen, ook loop je het risico je te verliezen in de waan van de dag. Bij de jongerenvoorstellingen van Theater Na de Dam bijvoorbeeld – waarbij als concept jongeren in gesprek gaan met ouderen over hun herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog in hun stad of buurt en op basis daarvan een voorstelling maken, en waarvan u vanavond een aantal fragmenten ziet – leek toen we ermee begonnen de verleiding bij de makers en de jongeren soms groot het eerder te gaan hebben over de oorlog in Syrië, bootvluchtelingen, discriminatie, postkolonialisme, verzwegen slavernijverleden, hedendaagse autoritaire machthebbers et cetera. Dat staat per slot van rekening veel dichter bij de belevingswereld van hedendaagse jongeren. Toegeven aan die verleiding levert echter op dat je met elkaar in een wespennest belandt, waarbij je totaal het overzicht mist en de polarisatie op de loer ligt. Juist het verplaatsen in het verhaal van iemand anders en je daarin verdiepen, het kaatsen tegen de muur van de geschiedenis – die je dus nodig hebt – levert voor die jongeren een historisch besef op en daarmee ook een verdiept moreel besef over waarom we in deze tijden in opstand moeten komen tegen onrecht, discriminatie, machtsmisbruik, autoritaire machthebbers et cetera. Anders gezegd: dat de herdenking betekenis moet hebben voor het nu, betekent dus juist niet dat het te direct over het nu moet gaan. Als je dat toch wel doet, polariseert het eerder dan dat het verbindt.

Ik keer daarmee terug naar Theater Perdu en deze herdenking van de Kristallnacht, nu tachtig jaar geleden. De haat tegen de Joden die toen tot een grootse uitbarsting kwam met alle gruwelijke gevolgen van dien, was in Europa al eeuwenlang in allerlei vormen aanwezig. En na de overwinning op de nazi’s was deze Jodenhaat niet de wereld uit; het zou een ijdele hoop zijn te denken dat dit extreemrechtse gedachtegoed niet telkens weer de kop opsteekt. Het is belangrijk hier samen op een dag als vandaag bij stil te staan. We komen onder andere rechts antisemitische retoriek tegen bij Oost-Europese regeringsleiders, op internetfora – ook hier in Nederland – en bij de Republikeinse Partij in de VS, resulterend in een antisemitisch scanderende meute met fakkels vorig jaar en laatst een gruwelijke aanslag op een synagoge.

Het zou echter een moedwillige blikvernauwing zijn te denken dat het antisemitisme alleen uit rechtse hoek komt. De afgelopen jaren hebben we veelal in Europa helaas dodelijk geweld gezien jegens Joden, uitgevoerd door extremisten met een islamitische achtergrond, vaak aangewakkerd door het heersende antisemitisme in de islamitische wereld. En ook in linkse kring wordt de grens van terechte kritiek aan het adres van de staat Israël over de stelselmatige vernedering, onderdrukking en mishandeling van de Palestijnen nogal eens overschreden waardoor het vrij snel – ook voor toehoorders – tot antisemitisme kan verworden. Het feit dat de Israëlische regeringsleider en de zijnen te pas en te onpas het slachtofferschap van de Holocaust misbruiken voor hun politiek gewin en rechtvaardiging van hun door henzelf niet onderkende maar onomstotelijke daderschap, geeft mensen die kritisch zijn op Israël niet de legitimatie feitelijk hetzelfde te doen. De gevolgen zijn namelijk niet te overzien.

Zoals ik namelijk mijn vrienden uit de VS niet ter verantwoording roep over de afbraak van de rechtstaat die daar nu plaatsvindt, of mijn Turkse vrienden om wat er in Turkije gebeurt, of mijn Iraanse kennissen om de vervolging van homoseksuelen in Iran, of mijn Marokkaanse schoonfamilie om het geweld dat in naam van de islam door onder andere Marokkaanse jongemannen plaatsvindt, is het misplaatst dit wel te doen bij Joodse inwoners van Nederland of waar dan ook. Als de geschiedenis ons leert wat het gevaar is van mensen tot een groep te reduceren, tot hun afkomst, religie of seksuele geaardheid, dan moeten we er alert op zijn niet hetzelfde te doen wanneer het ons goed uitkomt.

Laat ik tot de kern van de zaak komen: niet alleen moeten er vraagtekens worden gezet bij misplaatste, eenzijdige en contraproductieve actualiseringen van herdenkingen, iets dat voorgaande organisatoren van deze – zoals die door sommigen wordt genoemd – ‘alternatieve’ Kristallnachtherdenking de afgelopen jaren nogal eens hebben gedaan; opvallender en nogal kwalijk is de keuze om met grote regelmaat sprekers uit te nodigen en je te afficheren met organisaties die vooral bekend staan om hun politiek-activisme gericht tegen de staat Israël. De vraag moet worden gesteld: waarom die overmatige focus op Israël als pleger van groot onrecht? Waarom moest iemand als Dries van Agt in 2017 spreken op deze herdenking van de Kristallnacht, die gaat over de vervolging van Joodse Duitsers in Europa tachtig jaar geleden? Waarom sprak een paar jaar eerder een Israëlisch parlementslid van Arabische origine? Is dat niet de kat op het spek binden in relatie tot hedendaags antisemitisme? Ja, dat – naast de haat en het geweld van Palestijnse zijde – Israël al decennia de rechten van Palestijnen met voeten treedt, land bezet, bezittingen vernielt en eufemistisch gezegd steeds minder voorzichtig omgaat met Palestijnse levens, maakt toch niet dat er vooral hiernaar moet worden verwezen op een Kristallnachtherdenking? Enkel onrecht jegens moslims en Arabieren met veel protest en verontwaardiging aankaarten wanneer dat door Israël en dus ook Joden wordt begaan, en niet wekelijks protesteren tegen de onderdrukkingen, mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden in bijvoorbeeld Iran, Jemen, Syrië, Saoedi-Arabië, Soedan, Afghanistan, is iets dat ik als weldenkend mens niet begrijp.*

Áls de geschiedenis ons lessen leert, en herdenkingen – zoals deze herdenking van de Kristallnacht – ons daartoe collectief in de gelegenheid stellen, dan moeten wij – zeker in deze tijden van populisme, polarisatie en propagandistische digitale informatiedeling – allemaal zeer zorgvuldig zijn wat we wel en niet herdenken, waar we wel en niet naar moeten verwijzen in het heden, wie er komt spreken. Want als je niet oplet, gebeurt het zo weer.


* Nog een gedachte die ik na afloop van deze ‘alternatieve’ Kristallnachtherdenking had. Die later zo wereldberoemd geworden Joodse jongeman die – zoals het verhaal gaat – rond het begin van onze jaartelling door Palestina liep en waarheden en lessen verkondigde, oreerde eens op een berg buiten Jeruzalem en zei daar het volgende: “Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt?” (Matteüs 7:3). Een mooie en zeer rake metafoor voor een kwalijke menselijke neiging, die het humanistische Europa na de verschrikkingen van slavernij, kolonialisme en fascisme zo gewetensvol heeft geïnternaliseerd dat je in deze tijd nogal vaak een fixatie tegenkomt op de eigen balk in de ogen. Hierdoor is men soms stekeblind voor gevallen waarin de eigen balk niet zo groot is als verondersteld of waarin er echt meer aan de hand is dan een splinter in het oog van de Ander. Dat er feitelijk sprake kan zijn van een balk bij de Ander en bij zichzelf maar een splinter, wordt gezien als een onmogelijkheid. Anders gezegd: Israël wordt als ‘Westers’ land door groeperingen in het Westen gezien als balk in de eigen ogen, terwijl groot onrecht in de Israël omringende landen wordt afgedaan als een splinter.

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.

Columns 2023

Columns 2021

Columns 2020

Columns 2019

Columns 2018

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013