Op 1 juni is Kurt Löb overleden, vooral bekend geworden als illustrator van boeken. Hij werd 89 jaar. Enkele jaren geleden is hij geïnterviewd door Anton de Goede. Löb, met zijn familie in 1939 uit Berlijn naar Amsterdam gevlucht, vertelt in dat interview over zijn ouderlijk huis ‘met een uitgebreide boekenkast’. Gevraagd naar de daardoor al vroeg gewekte belangstelling voor literatuur, noemt Löb Stefan Zweig. Zweig was, zegt hij, ‘een vroege liefde’.
Kurt Löb (1926-2015)
Over Stefan Zweig schreef ik op 25 februari 2011 een column waarin ik diens verhaal Buchmendel uit 1929 besprak. Ik vermeldde toen dat ik in het bezit was van een bibliofiele uitgave van Buchmendel met prachtige tekeningen van Kurt Löb. Die column heb ik overgenomen in mijn boek Het jodendom laat je niet los en ik wilde graag een van de tekeningen van Löb als illustratie bij die column. De vormgever van mijn uitgever nam daarop contact op met Löb, die echter niet zonder meer toestemming wilde geven, want wie was Leo Frijda? Ik moest hem zelf maar een keer bellen. Ik overwon mijn schroom en Löb vroeg mij vriendelijk maar doordringend naar de inhoud van mijn boek. Het gesprek eindigde ermee dat hij mij verzocht toch eerst maar eens de tekst van het hoofdstuk over Stefan Zweig aan hem op te sturen.
Enkele dagen later al ging de telefoon. Löb belde en zei dat het akkoord was. Mijn stuk kon er kennelijk mee door en hij gaf toestemming een van zijn tekeningen uit de bibliofiele uitgave te kiezen en in mijn boek op te nemen. Twijfel welke afbeelding dat zou moeten worden, had ik niet. Natuurlijk de prachtige tekening met Buchmendel in café Gluck in Wenen, achter zijn tafeltje met oude boeken. Het verhaal van Zweig en de tekening van Löb ademen dezelfde sfeer. Het zijn juweeltjes die onze geschiedenis in beeld brengen.
Löb had bedongen dat hem een exemplaar van mijn boek zou worden opgestuurd. Het heeft vervolgens even geduurd, maar Löb belde weer. Hij had mijn boek met genoegen gelezen. Dat was het, dacht ik. Maar ruim een jaar later belde hij opnieuw. Hij had gezien dat een uitgave van een ander verhaal van Stefan Zweig antiquarisch werd aangeboden. Hij dacht dat ik misschien wel interesse zou hebben. Het ging om De onzichtbare verzameling, in de vertaling van Theodor Duquesnoy en eveneens met illustraties van Kurt Löb. Het was in 1990 uitgegeven voor vrienden en relaties van Lutkie & Smit Papier B.V. Ik kocht het boekje dat ik niet alleen koester omdat het de moeite waard is, maar ook omdat Kurt Löb, liefhebber van Stefan Zweig, nog even aan mij dacht toen het door hem geïllustreerde boekje antiquarisch te krijgen was.
Kurt Löb was niet slechts illustrator. Op 19 april 1994 promoveerde hij in Amsterdam op Exil-Gestalten, Deutsche Buchgestalter in den Niederlanden 1932-1950. Van het uitgebreid geïllustreerde proefschrift is in 1995 bij Gouda Quint een handelseditie verschenen. Daarin staan centraal Henri Friedlaender en Paul Urban, beiden net als Löb in de jaren dertig uit Duitsland verjaagd en naar Nederland uitgeweken. Als motto bij zijn proefschrift koos Löb een citaat van Friedlaender dat ook het werk van Löb zelf karakteriseert:
und bei unserer Arbeit
geht es um die Gestaltungskraft
und um das Massa an menschlicher Weite,
das spürbar in das Werkstück
eingegangen ist.
Friedlaender heeft veel boekomslagen ontworpen voor de Exil-uitgeverijen Querido en Allert de Lange. In 1950 is hij naar Israël gegaan, waar hij in 1996 is overleden. Hieronder van Friedlaender een door hem voor Allert de Lange ontworpen omslag van een boek van Stefan Zweig.
Paul Urban illustreerde Geschichten aus sieben Ghettos van Egon Erwin Kisch. Urban is maar kort in Nederland geweest. In 1936 ging hij naar Moskou en na de zomer van 1937 is niets meer van hem vernomen. De gekozen voorbeelden maken duidelijk dat deze vormgevers een andere hand van illustreren hadden. Löb concludeerde echter dat de door hen vervaardigde ontwerpen in hun onderlinge diversiteit over het algemeen toch een duidelijk herkenbaar imago verleenden aan het ‘vrije Duitstalige boek in den vreemde’.
Maar Kurt Löb was nog veelzijdiger. Op latere leeftijd begon hij verhalen te schrijven, al waren ook die net als zijn proefschrift nauw verbonden met zijn werk als illustrator. Het door Anton de Goede van Löb afgenomen interview gaat over diens verhalenbundel Het model. De verhalen waren door Löb oorspronkelijk in het Duits geschreven en zijn door Gerda Meijerink in het Nederlands vertaald. De kleine uitgeverij De Republiek heeft Het model in 2012 uitgegeven met illustraties van Löb zelf. Het boekje is mooi vormgegeven zoals passend is voor Löb.
In Het model staan vier korte verhalen waarin vooral de verhouding tussen de kunstenaar en zijn model centraal staat. De verhalen ademen erotiek en verloren illusies. In het interview met Anton de Goede zegt Löb dat het illustreren van bellettrie hem heeft geholpen uiteindelijk zelf ook te gaan schrijven. Hij veronderstelt dat vooral Stefan Zweig in de verhalen doorklinkt. Daaraan dacht ik al bij het lezen van het eerste verhaal, De tekenleraar, dat zich in Salzburg afspeelt, de plaats in Oostenrijk waar Zweig lang heeft gewoond. Maar dat is louter het decor. Het is vooral de sfeer van de verhalen waarin de echo van Zweig en andere schrijvers te horen is.
Eén van de verhalen, Franziska, eindigt met de woorden dat ‘dit intermezzo uit zijn jeugd behoort tot zijn beste herinneringen, waaraan hij zich eens – heel oud geworden – op sombere dagen kan warmen’.
Wellicht zou je kunnen zeggen dat eerst nu, met de dood van Kurt Löb, aan het tijdperk van de Exil-schrijvers een einde is gekomen.