Sedert Israël als gevolg van de overwinning in 1967 gebieden met een Palestijnse bevolking veroverde, is dat land in de Nederlandse media niet langer het uit de Sjoa verrezen gekoesterde pioniersland. De bewondering voor de Joden die het flikten een grote oorlog te winnen in zes dagen, is door eenzijdige pro-Palestijnse berichtgeving omgeslagen in een anti-Israëlische stemming in Nederland.
In haar uitstekend gedocumenteerde pamflet De misleidingsindustrie. Hoe Nederlandse media ons dagelijks beetnemen, onderbouwt Els van Diggele deze verandering van sympathie naar kritiek op Israël.
De historica en schrijfster Van Diggele weet waarover ze het heeft. Door lang verblijf in Israël en ook een jaar in Ramallah kent ze de feitelijke en psychologische achtergronden van het Israëlisch-Palestijns conflict.
Ze werd geprikkeld dit pamflet te schrijven toen een vriendelijke zestienjarige jongen haar in de trein vroeg “Waarom willen de Joden toch al die Palestijnen doodmaken?”
Het is jammer dat het pamflet zo’n gechargeerde titel heeft gekregen. Zou het niet beter zijn geweest te spreken van ‘eenzijdigheidsindustrie’? De titel van het pamflet suggereert dat de kranten en de bij name genoemde correspondenten in Israël de lezer opzettelijk misleiden. Van Diggele ziet een verband tussen de historische anti-Joodse vooroordelen in Europa en de projectie daarvan op journalisten.
“Hiermee is nadrukkelijk niet gezegd dat iedere journalist een bewuste antisemiet is. Integendeel, het gaat om de historische erfenis”, schrijft ze. Met andere woorden, journalisten die zich in Israël en daarbuiten bezighouden met het Israëlisch-Palestijns conflict zijn bevooroordeeld, hetgeen in hun verslaggeving tot uitdrukking komt.
Hun emotionele geestesgesteldheid wordt toch ook beïnvloed door antikoloniale emoties en de opkomst van de nadruk op mensenrechten in het internationaal recht. Dat zijn criteria die verslaggeving vanuit het Midden-Oosten ook beïnvloeden.
Deze voorbehouden nemen niet weg dat Van Diggele met grote precisie de vinger legt op opvallende eenzijdige berichtgeving in NRC, bij de NOS en andere media over het Israëlisch-Palestijns conflict.
Zij vraagt zich af waarom de nieuwsconsument bijvoorbeeld niets hoort over de ontwrichtende Palestijnse machtsstrijd, het gebrek aan godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting in de Palestijnse gebieden. De Palestijnse president is, hoewel hij de meest basale mensenrechten schendt, volgens haar observatie het troetelkind van de Nederlandse media. Waarom, zo vraagt zij zich af, hoort de nieuwsconsument niets van zijn martelpraktijken?
Van Diggele komt in conflict met NRC over een kritische recensie in de krant over het boek Een open zenuw van de historicus Peter Malcontent en volgens haar diens geldschieter Paul Aarts van de pro-Arabische antizionistische Leonhard-Woltjer Stichting. Als waarnemer concludeert Van Diggele dat “Malcontent alle moeite doet om het bestaansrecht van Israël te betwijfelen.” Tot ontsteltenis van de schrijfster gaat de ombudsman van NRC in zijn wekelijkse gezaghebbende column voorbij aan haar observatie dat Malcontent sterk beïnvloed is door zijn banden met de Leonhard-Woltjer Stichting.
Dat illustreert volgens haar hoe sterk de anti-Israëlische opvattingen in Nederland zelfs Sjoerd de Jong, de ombudsman van de kwaliteitskrant, tot een censor maken.
Haar lijst van eenzijdige, gekleurde informatie over het Israëlisch-Palestijns conflict door Nederlandse correspondenten in Israël is lang en goed gedocumenteerd.
Haar pamflet is van groot belang voor de Nederlandse journalistiek en als zodanig een richtingaanwijzer voor hoofdredacteuren, correspondenten en redacteuren die zich moeten buigen over het almaar durende Israëlisch-Palestijns conflict.