Vrijdags ga ik (gaan we) meestal naar Plein 1960, het ‘grote’ winkelcentrum van Amstelveen, en zo ongeveer de enige plek waar nog iets te beleven valt in deze slaapstad. Een op zich aardige markt en een leuk plein moeten de sfeer wat opvrolijken. Enkele weken geleden probeerde een jonge vrouw me op de markt een abonnement op een krant aan te smeren. Er ontspon zich een best aardig gesprek over het in mijn ogen droevige gehalte van de Nederlandse media, wat haar er overigens niet van weerhield om mij een kookschort aan te bieden bij het abonnement. Ik bleef uiteraard beleefd weigeren (een kookschort, hoe kom je erop?) Toch wist ik een gratis krant af te troggelen en liep ik al lezend weg – alweer een gewoonte / vaardigheid die ik uit mijn jesjiwa-tijd heb overgehouden. Ik ben sinds mijn studietijd in de jesjiwa perfect in staat om al lopende te lezen – of moet ik zeggen al lezende te lopen? – zonder tegen obstakels of personen aan te botsen. Terwijl ik even later al lezende nog een blik achterom werp naar de vrouw, was er iets merkwaardigs gebeurd. De vrouw is weg, in lucht opgelost. In bijbelse tijden zou ik ongetwijfeld denken dat ik een ‘Engel van de Eeuwige’ had gezien, vermomd in de gedaante van een jonge vrouw. Maar, omdat ik doorgaans geen engelen zie en ook niet aan hallucinaties lijdt, moest er een andere verklaring zijn.
Enkele dagen later kwam ik de vrouw toevallig opnieuw tegen, dit keer in de binnenstad van Amsterdam. En alweer probeerde ze de voorbijgangers kranten aan te smeren. ‘Hé’, zei ik, ‘jij stond toch ook enkele dagen geleden in Amstelveen?’ Ze moest even nadenken, maar antwoordde toen bevestigend. Aangezien ik nieuwsgierig van aard ben, besloot ik naar de reden van haar spontane verdwijning te vragen. Het bleek de Amstelveense politie te zijn, die al patrouillerend optreedt tegen allerlei niet-officiële verkopers. Ze hadden die bewuste dag al twee jongens gepakt die het gewaagd hadden om voorbijgangers een abonnement op Het Parool aan te bieden. Het resultaat: twee boetes van 60 euro per persoon. Vandaar haar spontane verdwijning toen ze in de verte twee agenten zag komen aanlopen. Ik vraag me toch af of dit veel helpt in de strijd tegen de harde criminaliteit ...
Nee, geef mij dan maar de Israëlische midrechov – een woord waar ik zo snel geen precies equivalent voor ken in het Nederlands. Misschien boulevard? Het woord midrechov is een samenstelling van de woorden straat (rechov) en trottoir (midracha). Elke zichzelf respecterende Israëlische stad heeft een midrechov als toeristische trekpleister. De bekendste is natuurlijk die van Jeruzalem, de Ben-Jehoeda. Een echte midrechov is afgesloten voor motorische voertuigen, biedt volop gelegenheid tot winkelen en eten, en is vaak geplaveid met een speciaal soort stenen.
Op de midrechov van Jeruzalem vind je behalve toeristen, het gewone winkelende publiek, en (hang)jongeren, nog enkele andere bijzondere types. Zo zijn er de ‘artiesten’, meestal straatmuzikanten, die de voorbijgangers willen laten meegenieten van hun talenten. Vooral trommels, gitaren, het key-board en blaasinstrumenten zijn populair bij deze ‘artiesten’. Uiteraard wordt een kleine gift op prijs gesteld / verwacht. Een tweede categorie zijn de bedelaars. Hieronder vallen de gewone bedelaars die in een plastic bekertje geld proberen op te halen, maar ook allerlei vrijwilligersorganisaties die iets van je willen. Zo staat soms Magen David Adom met een mobiele bloedbank op de midrechov, gereed om bliksemsnel enkele buisjes bloed van je af te nemen. Andere organisaties willen geld zien, of het liefst natuurlijk een vaste maandelijkse bijdrage. Zoals de gaarkeuken die warme maaltijden uitreikt aan behoeftigen, of Ezer MeZion – een charitatieve instelling die de minder bedeelden o.a. medische hulpmiddelen verschaft.
Dan zijn er natuurlijk de religieuze bedelaars, vooral Breslov en Chabad. Chabad staat op de Jeruzalemse midrechov meestal op twee plaatsen strategisch opgesteld, met op hun tafel tefillien (‘Heeft u al tefillien gelegd vandaag?’), folders en collectebussen. Het vaste Breslov-tafeltje is wat ingetogener. Duidelijk is wel dat je op maandelijkse basis geld moet geven, in ruil waarvoor je nu al een mooie nep-zilveren kiddoesjbeker krijgt, waar vast een-of-ander religieus verhaal aan vastzit: de beker is ingezegend door Rebbe X, gewassen met water uit de bron van het graf van Rabbijn Y, of in een droom verschenen aan Reb Z.
Soms staat de Breslov-mobile op de midrechov – een (ooit) wit busje waaruit keihard religieuze muziek schalt en waarop in grote letters de mantra ‘na-nach-nachma-nachman me-oeman’ is geschilderd. Naast de Breslov-mobile staat een tafel met allerlei boeken, CD’s en foldertjes van de Breslov-beweging. De boeken zijn extreem goedkoop. Voor 15 sjekel heb je een klein dik boekje met de verhalen van Rebbe Nachman, die – zo verzekert de verkoper mij – vol zitten met zeer diepe, mystieke geheimen (‘kavanot’). Het lezen alleen van die verhalen is al heilzaam voor je ziel, ook als je de mystieke boodschap niet begrijpt of herkent.
Dan zijn er tot slot nog de zonderlingen op de midrechov. Zo’n 15-20 jaar geleden liep er vaak een man rond, gekleed in een witte jurk. Op zijn golvende haar rustte een plastic gouden kroon. Met zijn handen bespeelde hij een kleine, houten harp. Maar meestal was hij uitbundig het ‘David Melech Jisraël’ aan het zingen, al springende en dansend. Hij was immers de bijbelse Koning David, of in ieder geval een reïncarnatie van deze legendarische koning. Bij mijn recente bezoek aan de midrechov is er echter opnieuw geen spoor meer te bekennen van deze Koning David. Deze keer is er een verward ogende vrouw met dreadlock-achtig haar, met een lange, iets versleten jas aan. In haar handen houdt ze twee plastic bekers met daarin een heldere vloeistof. Waarschijnlijk water. Ze loopt wat zoekende rond over de midrechov. Op weg naar mijn auto word ik nog aangesproken door een man met zwaar Russisch accent. Of het goed met me gaat. Ik antwoord bevestigend. ‘Ik heb opnieuw weer geen geld gekregen van de Bitoe’ach Leoemi’ (de Sociale Verzekeringsbank van Israël die uitkeringen regelt), zegt hij, terwijl hij onder mijn neus met een wat versleten doktersrecept zwaait. Waarschijnlijk een kopie. ‘Waarom heb je geen geld gekregen?’ vraag ik. ‘Omdat ze mesjogge zijn, deze hele staat is mesjogge. Er moet een totale ommekeer komen, de hele overheid moet gewisseld worden,’ legt hij uit. Ik geef de man enkele sjekels en loop terug naar mijn auto, vol van alle indrukken. Leuk, zo’n Israëlische midrechov.