Oktober 2001 komt Masada in Israël op de Werelderfgoedlijst. Daarmee gedenken ook de Verenigde Naties de Joodse rebellen die deze imposante vesting op een stijle tafelberg bij de Dode Zee tegen een overmacht verdedigden. In 73 (gebruikelijke jaartelling) verkiezen de laatste opstandelingen tegen het Romeinse juk hier uiteindelijk de dood door eigen hand boven een leven in slavernij. Het VN-rapport ziet deze tragische gebeurtenis als een symbool van Joodse culturele identiteit en, meer algemeen, van de voortdurende strijd van de mensheid tussen onderdrukking en vrijheid. Deze column schetst vooral de verwikkelingen in de twintigste eeuw die van Masada een heldenverhaal maken dat de Joodse band met Palestina en later Israël sterkt.
Opmerkelijk aan Masada is dat haar ‘martelaren’ bijna 1800 jaar vrijwel genegeerd worden. De Romeins-Joodse historicus Flavius Josephus beschrijft die tragische gebeurtenis in zijn De Joodse Oorlog maar wil van geen helden weten. En de rabbijnen verdringen het onderwerp; Masada komt niet voor in de Talmoed. Dat heeft te maken met de Joodse wet die niet alleen moord, maar ook zelfmoord verbiedt. Bovendien vertoont Masada een fanatisme dat leidt tot het uitsterven van de gemeenschap. Jochanan ben Zakkai ontvlucht juist het opstandige Jeruzalem en onderhandelt met de Romeinse legerleider (en latere keizer) Vespasianus. Na de verwoesting van Jeruzalem wordt zijn school te Jamnia een nieuw religieus centrum van het jodendom. Hier wordt een eeuw later de Misjna op schrift gesteld, de mondelinge leerstellingen die de kern van de Talmoed vormen. De rabbijnen kiezen dus Jamnia en niet Masada als symbool van het na-bijbelse jodendom. En als religieuze minderheid hebben Joden eeuwenlang weinig op met oproerkraaiers.
Pas in 1838 wordt Masada met een telescoop gelokaliseerd door de bijbelgeleerde Robinson en de dominee en arabist Smith. Het verslag van hun verkenningstocht zet de Amerikaanse missionaris Wolcott en de Engelse schilder Tipping enkele jaren later aan tot een precieze beschrijving en tot prachtige gravures van de vesting van Herodes. Daarna ontdekken expedities uit diverse landen steeds meer ruïnes en andere resten. Maar de interpretatie en reconstructie van de vondsten blijft moeizaam. De ‘Survey of Western Palestine’ bevestigt met de ontdekking van het ‘slangenpad’ Flavius Josephus op een belangrijk punt. Maar hun kartering van Masada duurt slechts één dag in 1875. Voor een nauwkeurige kaart is het wachten op het team van de Duitse archeoloog en historicus Schulten dat heel maart 1932 bij Masada doorbrengt. De onderstaande kaart door generaal-majoor Lammerer, die ook de omsingelingsmuur weergeeft met de acht Romeinse legerplaatsen die generaal Flavius Silva heeft gebruikt, vormt de basis voor het latere veldwerk.
De mythe van Masada ontstaat pas begin twintigste eeuw in het debat tussen seculiere zionisten, orthodoxe Joden hebben er weinig mee van doen. Voor Achad Ha’am, de grondlegger van het cultureel zionisme, is het overwinnen van de gettomentaliteit in de diaspora en het vormgeven van de ethische essentie van het jodendom de voorwaarde om stap voor stap een Joodse staat te realiseren die niet voortdurend de Arabieren in Palestina provoceert. Berdycszewski, een geleerd verzamelaar van Joodse sagen en verhalen, stelt dat zo’n spirituele houding het antisemitische cliché van de zwakke Jood in de kaart speelt. Nieuw nationalisme vereist juist vitale Joden die het gebruik van geweld niet schuwen, vandaar dat hij de helden van Masada ten voorbeeld stelt. Dan verschijnt 1927 in Tel Aviv het Hebreeuwse gedicht Masada dat de Oekraïense migrant Lamdan op slag beroemd maakt. Het keert het Europa van assimilatie en vervolging de rug toe en gaat desperaat én optimistisch de strijd voor het beloofde land aan onder het motto: Masada zal nooit meer vallen! Hij baseert zijn poëtische geschiedenis niet op Flavius Josephus, maar op de Hebreeuwse bewerking van Latijnse compilaties van diens boek: het Sefer Josippon. Dit tiende-eeuwse werk verbindt nationale met sacrale elementen. De rebellen tegen Rome vallen niet langer in elkaars zwaard maar sterven als martelaren. Vandaar Lamdans verontrustende regel: Hier beslist de strijd het laatste oordeel.
In de jaren dertig is amateur-archeoloog Guttman de drijvende kracht achter de promotie van Masada tot Joods pelgrimsoord voor scholen en paramilitaire eenheden. Eind februari 1942 organiseert hij zelfs een seminar voor leiders van zionistische jeugdbewegingen op Masada, op het moment dat het Deutsches Afrikakorps van Rommel Egypte binnen dreigt te vallen en door te stoten naar het Suezkanaal. Juist nu de wereld in brand staat moet de jonge generatie Masada voor de geest houden als het fort van Israël dat, desnoods tot het bittere eind, standhoudt. Na de oorlog komt de ambivalentie over Masada weer boven drijven. Ben Gurion schrijft 1946 vanuit Frankrijk een brief aan de Mapai partijconferentie in Palestina. Hij kan zelf niet komen omdat hij door de Britten gearresteerd zou worden. De centrale kwestie is of de strijd tegen hun bezetting van Palestina hervat moet en zo ja in welke vorm. Hij stelt hier: Geen Masada en geen Vichy. Een wanhopige strijd die het fysieke voortbestaan van het volk, à la Masada, bedreigt moet men vermijden. Maar hij wil ook geen Vichy-oplossing (naar het door de nazi’s gecontroleerde Franse Vichyregime), omdat men zich dan neerlegt bij een corrupt bewind dat het gevoel van eigenwaarde ondermijnt.
De wetenschappelijke onderbouwing van het heldenverhaal van Masada komt van de voormalige tweede opperbevelhebber van de Israëlische strijdkrachten Yigael Yadin (1917-1984) die na zijn vijfendertigste zijn leven wijdt aan de archeologie. Als hoogleraar aarzelt hij aanvankelijk om bij Masada de leiding van het veldwerk op zich te nemen en ook Ben Gurion aarzelt om Yadin hiermee te belasten, maar hij laat zich overtuigen dat Masada het imago van Israël in het buitenland ten goede komt. Van 1963 tot 1965 leidt Yadin een archeologische expeditie met vrijwilligers uit tientallen landen. Zijn opgravingen bevestigen dat op de noordpunt van Masada de Romeinse onderkoning Herodes een paleis op drie terrassen heeft laten bouwen. Op het heetst van de dag biedt deze vorstelijke villa met zwembad een welkome schaduw en een spectaculair uitzicht op de Dode Zee. In de noordwesthoek ontdekt het team dat de rebellen, die Masada in 66 hebben ingenomen, een synagoge tot in de dubbele verdedigingsmuur hebben gebouwd. In een achterruimte vindt men zelfs fragmenten van het boek Ezechiël met het visoen van de droge botten en de belofte van Israëls wederopstanding. Men legt ook stoffelijke resten van zo’n 25 mensen bloot. Yadin claimt dat die van verdedigers van Masada moeten zijn. De door hem met veel show en gezag gepresenteerde ontdekkingen doen een nationale euforie ontstaan. Zijn Masada: Herod’s Fortyress and the Zealot’s Last Stand (1966), vol fraaie foto’s, beleeft vele herdrukken. In 1969 worden de resten van die 25 zeloten met groot militair ceremonieel in Jeruzalem herbegraven, want voor Golda Meïr maakt Masada integraal deel uit van Israël’s identiteit.
Soldaten bidden op Masada
Vanaf 1956 trekken recruten van het Israëlische leger regelmatig in voettochten naar Masada waar ze bij dageraad de tafelberg beklimmen. Daar wordt de rede van de historische rebellenleider Elazar ben Jaïr Waarom zouden wij de dood vrezen? opgelezen. Na de kreet Masada zal nooit meer vallen! worden de soldaten ingezworen. Vervolgens spreken de commandant en de legerrabbijn hen toe en ontvangen ze hun wapens. Na de Zesdaagse Oorlog (1967) krijgt Masada voor het beëdigen van de soldaten concurrentie van de Klaagmuur of van het monument voor gevallen tanksoldaten bij het fort van Latrun, waar in 1948 hevig gevochten is om de toegang tot Jeruzalem. Ook de archeologische belangstelling verschuift naar Jeruzalem en naar bijbelse plekken op de Westbank. De zionistische cultusplaats Masada verliest aan uitstraling, het wordt nu het centrum van een nationaal park. De stijle tafelberg krijgt een kabelbaan en het pelgrimsoord verwordt tot een internationale topattractie met bijverschijnselen als nachtelijke feestjes vol drank en drugs. Ook de TV-serie Masada (1981), met onder anderen Peter O’Toole, laat zijn sporen na, zoals de ‘Romeinse catapult’ aan de westelijke voet van de berg. En op de introductiefilm van het nieuwe bezoekerscentrum vertelt een acteur het verhaal, geïllustreerd met gevechtsscènes uit de miniserie. Hij waarschuwt wel: Dit mag ongelofelijk klinken, maar Masada is geen film - het was echt!
Op de Westbank is het nog steeds echt. In het jaar dat Masada Werelderfgoed wordt, gidst Erez Eshel, oud-voorzitter van de Nationale Studenten Unie, groepen tieners de tafelberg op. Hij stelt: De Masadastrijders van nu zijn zonder twijfel die mensen in Judea en Samaria. Zij leven nog in de geest van Masada en daarom verlaten zij, ondanks al het geweld, hun nederzettingen niet. Hij reageert zo op de kritiek van bewegingen die uitgaan van het principe ‘Land voor Vrede’. Het felst is nog Meir Pa’il, de commandant van de officiersschool die vredesactivist werd: Masada is de meest verachtelijke episode uit de Joodse geschiedenis. De harde polemiek over de toekomst van Israël en Palestina lijkt een discussie van doven, toch creëert zij ruimte voor een nieuwe analyse van het heldenverhaal. Daar maak ik gebruik van in mijn volgende column die de historische mythe van Masada op losse schroeven zet. Met mythe bedoel ik overigens niet dat het verhaal van Masada een verzinsel is, wel dat het een verdichting is van halve historische waarheden. Tot dan.