Van de eens 300.000 Joden van Marokko blijven er decennia na de onafhankelijkheid in 1956 maar een paar duizend achter. Voor het waarom van die massale uittocht naar Frankrijk, Brazilië, Canada en vooral Israël keren we terug naar de verwikkelingen rond de Joodse wijken, onze mellahs. Daar zien we dat na 1800 Joden van landelijke gebieden naar nabijgelegen stadjes verhuizen en vandaar naar grote steden, vooral naar Marrakesj en de nieuwe economische metropool Casablanca.
Synagoge Marrakesj interieur, foto Michel Waterman
Deze ontwikkeling versnelt onder het Franse protectoraat (1912-1956). Economische modernisering ondermijnt veel traditioneel Joodse ambachten in de mellahs, zoals de edelsmeedkunst. Grote steden geven ondertussen een verschuiving te zien van oude mellahs naar nieuwe Joodse wijken en individuele assimilatie in Europese wijken. De scholen van de Alliance Israélite Universelle (AIU) spelen, reeds voor de kolonisatie, een hoofdrol bij de oriëntatie op Franse taal en Westerse cultuur. Verlichte Joodse vorming via scholen en Joods-Arabische geschriften verdringen het traditionele leren in jesjiva’s. Voor de nieuwe elite overtroeft Casablanca het eerbiedwaardige Fez als centrum van Joodse geleerdheid.
Onder het Franse regiem blijft de sultan nominaal soeverein maar is de feitelijke heerser de resident-generaal. Het discriminerende dhimmistatuut wordt formeel niet afgeschaft maar praktisch een dode letter. De Joden kunnen zich buiten de mellah vestigen, zich vrij bewegen in islamitische wijken en gebieden en Europese kleren dragen. De interne autonomie van de gemeenschap, inclusief de rabbijnse rechtspraak, wordt echter beperkt. Met name Joden uit de middenklasse hopen Franse burgers te kunnen worden zoals de geloofsgenoten uit Algerije en Frankrijk die zich in Marokko vestigen. Hun Franse scholing geeft reeds toegang tot ambtelijke posities in het koloniale apparaat. Zij lijken zelfs bevoorrecht ten opzichte van de islamitische meerderheid. De AIU-leerlingen worden echter in hun aspiraties spoedig teleurgesteld. Frankrijk probeert voor Arabieren en Berbers privileges van Joden te compenseren. En de rassenwetten van het Vichy-bewind (1940-‘44) worden door antisemitische Franse kolonisten gretig ondersteund. Sultan Mohammed V treedt daarentegen tijdrekkend en beschermend op. Ook na de geallieerde invasie (eind 1942) is het gevaar niet geweken. Moslimgepeupel dwingt in diverse steden Joden die de mellahs hebben verlaten, daarnaar terug te keren. En in Casablanca worden beperkingen in aantallen opgelegd waardoor Joodse studenten, advocaten en artsen hun studie of beroep moeten afbreken.
Bij het ontstaan van de Joodse staat Israël herinnert de sultan de Marokkanen aan de verplichting de Joden te beschermen. Tegelijk waarschuwt hij de Joodse gemeenschap het zionisme niet te steunen. Maar tijdens acties tegen de Franse bezettingsmacht (juli 1948) vallen moslims in Oujda en Jerada ‘Joodse collaborateurs’ aan en lynchen 44 mensen. Het aantal Joden dat naar Israël vertrekt neemt hierdoor toe, massamigratie begint echter pas rond 1956. Na de onafhankelijkheid richt het koninkrijk Marokko zich op het Midden-Oosten en streeft naar arabisering van het land. Als de nieuwe grondwet Marokko bovendien definieert als een islamitische staat, vrezen Joden opnieuw een dhimmistatus te krijgen en weer in armoedige mellahs te moeten wonen. Sommige intellectuelen proberen de integratie van Joden in de samenleving te versterken door het promoten van wederzijds begrip tussen de religies. De ‘marokkanisering’ van Joodse scholen, welzijnsinstellingen en bedrijven, die buitenlandse steun en invloed terugdringt en toegang ook voor de moslimmeerderheid afdwingt, versterkt de zorgen van Joden over hun toekomst in Marokko. En als de overheid probeert de Joden vast te houden door paspoorten slechts voor één gezinslid af te geven neemt de wil om te blijven juist af.
Kort na de schipbreuk van een boot vol illegale migranten naar Israël (januari 1961) keert het tij met de troonsbestijging van Hassan II. Emigratie van Joden wordt legaal, Israël moet ‘het paleis’ wel schadeloos stellen voor de schade die de uittocht zou toebrengen aan de economie. Tot 1966 verlaten nog eens 97.000 Joden het land, vooral richting Israël. Op aandringen van Hassan II ontstaat 1985 de Rassemblement Mondial du Judaïsme Marocain om de loyaliteit van ‘Marokkaanse Joden’ met het land van oorsprong te organiseren. Deze organisatie verhoogt tevens de status van Marokko in Amerika en Europa, stimuleert Joodse investeringen in Marokko en het bezoek van Israëlische toeristen aan de oude mellahs.
Vergeleken met de verdrijvingen van Joden uit Jemen, Lybië, Irak, Egypte en Algerije steekt Marokko gunstig af. Maar dat zelfs in het meest tolerante Arabisch-islamitische land de Joden geen toekomst meer zagen, geeft te denken. Palestijnen stellen vaak de vraag waarom juist zíj de prijs moeten betalen voor het Europees antisemitisme dat culmineert in de sjoa. Zij vergeten dan dat zij ook de prijs betalen voor het onvermogen van de Arabisch-islamitische wereld om op voet van gelijkheid om te gaan met niet-moslims. Wordt dit met de ‘Arabische lente’ anders? En Israël dan?