Fallada past zich aan

Leo Frijda

vrijdag 2 maart 2012

Vorige week schreef ik dat ik niet heb kunnen achterhalen waarom in de vertaling van Nico Rost van Wat nu, kleine man?, de roman van Hans Fallada uit 1932, een passage over de behandeling van de Joden is weggelaten. Deze inkorting is des te opvallender omdat de biograaf van Fallada, Jenny Williams, schrijft dat Fallada in 1934, de nazi’s waren dus al aan de macht, in een nieuwe druk van de roman alle toespelingen op de SA en de NSDAP verwijderde maar zijn überwiegend positive Schilderung der Juden liet staan.

Hans Fallada, geboren in 1893, heette eigenlijk Rudolf Ditzen. Wie de biografie van Williams leest, ontmoet geen man uit één stuk, veeleer iemand met verschillende kanten, verslaafd aan alcohol en morfine, een man die een ingewikkeld leven leidde en enkele malen in de gevangenis belandde. Niettemin een groot verteller die in zijn twee belangrijkste boeken menschliche Anständigkeit, menselijk fatsoen, centraal stelt. De door Uitgeverij Cossee opnieuw uitgebrachte vertalingen zijn in korte tijd enkele keren herdrukt. Ze worden dus gelezen. Het lijkt er dan ook op dat er een markt is voor de boeiende biografie van Jenny Williams. De Engelse uitgave (More Lives than One) is afgelopen maand herdrukt bij de Penguin Press. In het Duits is de biografie vorig jaar verschenen als Aufbau Taschenbuch (Mehr Leben als eins). Die Biographie des wiederentdeckten Erfolgsautor staat op de kaft.


Hans Fallada

Al in 1932, lees ik bij Williams, heeft Fallada er aan gedacht Duitsland te verlaten. Hij heeft dat vaker overwogen maar is toch gebleven. Fallada hield zich liever buiten de politiek en zijn boeken hielden geen rechtstreekse afwijzing van het nationaalsocialisme in. Hij probeerde zich gedeisd te houden. Zo vernietigde hij in 1933 het bewijs van zijn lidmaatschap van de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SDP) en trok hij zich terug op het platteland, in Carwitz. Het lag, schrijft Williams, in het karakter van Fallada om in zijn schulp te kruipen als de omstandigheden hem te moeilijk werden.

Een schrijver die wil publiceren kon zich na 1933 echter niet gedeisd houden. Hij moest wel kleur bekennen. Dat geldt al voor het boek dat Fallada onmiddellijk na Wat nu, kleine man? heeft geschreven. Dat boek, Wer einmal aus dem Blechnapf frisst, heeft Fallada een voorwoord meegegeven om de nazi’s welwillend te stemmen. Thomas Mann noteerde na lezing in zijn dagboek: Um in Deutschland möglich zu sein, muss ein Buch seine menschfreundliche Gesinnung in einer Einleitung verleugnen und in den Boden treten. Het is het begin van een hellend vlak. In mijn vorige column schreef ik over de vertaling door Nico Rost van een volgende roman van Fallada, Altes Herz geht auf die Reise, waarin Fallada al een stap verder gaat. Om de nazi’s tegemoet te komen heeft Fallada nu in de tekst zelf veranderingen aangebracht. Williams concludeert: Zum ersten Mal hatte Ditzen einen humanistischen, eindeutig nicht-faschistischen Roman verfasst und anschliessend vor den Forderungen des Zensors kapituliert – ein Verhaltensmuster, das sich im Laufe der nächsten neun Jahre mehrfach wiederhohlen sollte.

Hoewel Fallada in zijn roman Wolf unter Wölfen voor de oplettende lezer opnieuw een pleidooi hield voor Anständigkeit und Humanität, was Goebbels enthousiast over dit boek. Dat had gevolgen. Fallada kreeg de opdracht Die Geschichte einer deutschen Familie von 1914 bis etwa 1933 te schijven (als scenario voor een film). Het werd zijn beruchte boek Der Eiserne Gustav. Fallada had oorspronkelijk gedacht einer Schilderung der Machtergreifung aus dem Weg zu gehen, maar moest op bevel van Goebbels het verhaal voortzetten tot in het jaar 1933. Fallada boog en voerde de hem gegeven opdracht uit. Hij zal bovendien daarna in opdracht van het naziregime reizen maken naar het front in Frankrijk. Totdat zijn persoonlijke omstandigheden aan de samenwerking met de nationaalsocialisten een einde maken.

Op 28 augustus 1944 loste Fallada, die veel gedronken had, een pistoolschot op Suse Issel, de vrouw van wie hij ruim een maand eerder was gescheiden. Poging tot doodslag werd hem ten laste gelegd. Op 4 september 1944 sluiten de poorten van de gevangenis zich achter Fallada. In de gevangenis schrijft hij de roman Der Trinker en enkele korte verhalen. Maar niet alleen bellettrie. In het manuscript van Der Trinker houdt Fallada een dagboek bij. Op een opmerkelijke manier. De tekst van het dagboek voegt hij in tussen de regels van de roman en bovendien in omgekeerde volgorde, van achteren naar voren. Dit dagboek valt daardoor bijna niet te ontcijferen. Tijdens een dag verlof, 8 oktober 1944, weet Fallada zijn manuscript uit de gevangenis te smokkelen. Pas in 2009 is het door Aufbau Verlag uitgegeven onder de titel In meinem fremden Land, Gefängnistagebuch 1944.


Bladzij van het manuscript van Der Trinker met het begin van het Gefängnistagebuch

Dit dagboek gaat niet over zijn tijd in de gevangenis. Het is een verslag van zijn ervaringen in Nazi-Duitsland. Het dagboek, schrijven Jenny Williams en Sabine Lange in hun nawoord, is Zeugnis einer höchst widersprüchlichen, vom NS-terror gebeutelten und in den Aporien des eigenen Handelns befangenen Persönlichkeit.

Fallada toont zich in dit opmerkelijke boek een duidelijk tegenstander van het nationaalsocialisme. Van zijn verachting van de nazi’s maakt hij geen geheim. Wie het gevangenisdagboek leest, bemerkt echter ook steeds opnieuw hoe Fallada in 1944 er niet helemaal uitkomt bij het verdedigen van zijn telkens weer tweeslachtige houding. Ik geef twee voorbeelden.

Al in het begin van het boek verdedigt Fallada zijn besluit om in Duitsland te blijven. Hij kon zich niet voorstellen ergens anders te leven dan in Duitsland, (...) ich möchte nirgendwo auf der Welt leben und arbeiten als in Deutschland. Maar al enkele bladzijden verder verzucht hij: (...) hätten wir eine Ahnung von dem Leidensweg gehabt, der vor uns lag, wir hätten uns vielleicht doch noch anders besonnen und hätten unsere Koffer gepackt.

Ook zijn houding tegenover de Joden is niet vrij van tweeslachtigheid. Hij ziet zichzelf als iemand die mann heute einen Philosemiten nennt. En, schrijft hij, die antisemitische Propaganda war mir stets widerlich gewesen. Toch vind je in het dagboek uitingen die daar niet ver vanaf staan. Hij wantrouwt de Joden met hun typisch Joodse fysionomie en hun andere instelling tegenover geld, die hem ausgesprochen antipathisch war. Maar, toegegeven, hij schrijft ook over het gevoel voor kwaliteit dat veel Joden hebben.

Ik heb het gevangenisdagboek geboeid gelezen omdat daaruit de worsteling spreekt van iemand die het goed meent maar bepaald geen held is, zich daarvoor ook schaamt en zich tegelijk wil verdedigen. Das Gefängnistagebuch aus dem Jahr 1944 ist ein Dokument zunehmender Resignation und Verzweiflung, geschrieben in der Hoffnung, Zeugnis abzulegen, aldus het nawoord.

Aanpassen zat blijkbaar in het karakter van Fallada. In het nawoord lees ik ook dat hij mei 1945 begint aan een gewijzigde opzet van zijn herinneringen met als titel: Der unerwünschte Autor – Meine Erinnerungen während zwölf Jahre Naziterror. Fallada verandert in 1945 het nodige aan zijn dagboek. Zo wordt de andere instelling van de Joden tegenover geld afgezwakt tot een ‘eerste indruk’. Was im Herbst 1944 noch als Vorwurf formuliert wurde, nämlich dass die Juden selbst die ‘Schranke zwischen sich und den anderen Völkern errichtet’ hatten, weicht nun der Einsicht, dass sich die Juden in der Stunde der Gefahr mit Recht zusammengeschlossen hätten. Nieuwe tijden waren aangebroken en Fallada buigt weer mee.

Nog één keer zal Fallada een belangrijk boek schrijven, Jeder stirbt für sich allein, in Nederlandse vertaling Alleen in Berlijn, de eerste antifascistische roman na de nazitijd. Het is het fascinerende verhaal van het verzet tegen het naziregime door twee eenvoudige burgers. Aan het verhaal van Fallada ligt een geschiedenis ten grondslag die zich in grote lijnen werkelijk zo heeft voorgedaan met als hoofdpersonen Otto en Elise Hampel. Daarover kan men lezen in het interessante onderzoek van Manfred Kuhnke: Falladas letzter Roman, Die wahre Geschichte (in 2001 uitgegeven door Steffen Verlag). In het boek van Kuhnke staan ook veel afbeelden, waaronder een voorbeeld van één van de door Otto Hampel gemaakte illegale kaarten.

Na enkele eerdere drukken van Alleen in Berlijn heeft Uitgeverij Cossee afgelopen najaar een aangepaste herdruk op de markt gebracht. Als het om Fallada gaat, blijft het aanpassen, ook al zijn we nu 65 jaar verder. In het archief van de oorspronkelijke uitgever, Aufbau, is namelijk de originele versie van het boek van Fallada opgedoken zonder het door Aufbau, een Oost-Duitse uitgever, om politieke redenen weggelaten 17e hoofdstuk. Ook werd in het 21e hoofdstuk een door Fallada tussen haakjes geplaatste en helaas niet onware opmerking geschrapt: wie die meisten Deutschen waren die Quangels im Innern keine Judenfreunde, also mit diesen Massnahmen einverstanden. De aanpassingen zijn deze keer niet van Fallada zelf maar van de eindredacteur. Fallada overleed 5 februari 1947 voordat zijn laatste boek was verschenen.

Fallada was een groot schrijver maar bepaald geen held. Hij boog om te overleven onder een autoritair regime. Hij paste zich aan. Toch heeft hij de kleine mens die zijn menselijkheid bewaart, in zijn twee belangrijkste boeken vastgelegd. Met die tegenstrijdigheid moet de lezer van nu het doen. Ik heb er iets van willen weergeven zonder een oordeel te vellen. Williams concludeert in haar biografie dat Fallada’s versöhnender Charakterzug war die Einsicht in seine eigene Schwachheit en citeert Fallada die in de laatste brief aan zijn moeder schreef: Ich bin wohl schwach, aber nicht schlecht, nie schlecht.

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.

Columns 2017

Columns 2016

Columns 2015

Columns 2014

Columns 2013

Columns 2012

Columns 2011

Columns 2010

Columns 2009