Over neuzen

Emile Schrijver

vrijdag 21 januari 2011

Af en toe kom je rare dingen tegen in een bestaan als reizend onderzoeker. Afgelopen zondag heb ik een lezing gegeven in het Jewish Museum in New York voor een gezelschap liefhebbers van Joodse kunst. Ik zou ook kunnen zeggen Joodse kunstliefhebbers, want in de Verenigde Staten betekent dat eigenlijk hetzelfde, maar ik schrijf dit als Nederlander; liefhebbers van Joodse kunst dus. Mijn contactpersoon was een bekende verzamelaar van Joodse penningen, met wie ik in de afgelopen vijftien jaar af en toe over Joodse penningen, medailles en munten gecorrespondeerd heb. Niet dat ik daar per se verstand van heb, maar er zijn overeenkomsten met boeken. Penningen bevatten ook tekst en penningen bevatten ook afbeeldingen. Eigenlijk is alleen het medium anders.

Deze verzamelaar heeft een verzameling Sjeiles, Jiddisj voor ‘vragen’, in zijn iPhone zitten. Dat zijn foto’s van objecten uit zijn verzameling die hij niet begrijpt. Hij liet me er gedurende de lunch vele tientallen zien, waarvan ik de meeste niet kende en alweer vergeten ben, maar er was er ook een bij die me fascineerde. De penning bevatte twee afbeeldingen van mannengezichten met grote neuzen, elk aan een kant van de munt, en wat tekst. De verzamelaar vroeg zich af of de afbeelding misschien antisemitisch was en hij beloofde me de foto’s door te sturen.

In 2005 heb ik in het Jüdisches Museum in Hohenems, in Oostenrijk een aanbevelenswaardige oase van Joodse cultuur in het verder vanzelfsprekend katholieke Vorarlberg, een tentoonstelling georganiseerd over een grote privécollectie driedimensionale antisemitische objecten. Dat was de verzameling van Gideon Finkelstein uit Antwerpen, een verzameling die geldt als een van de belangrijkste in de wereld van deze vaak abjecte objecten. Wandelstokken waarbij het handvat de neus van een Joodse figuur is, schietschijven voor op de kermis waarbij de Joodse figuur de roos is, bierpullen met antisemitische voorstellingen, misselijkmakende Shylock-figuren, je kunt het zo gek niet bedenken of het maakt deel uit van de verzameling. Mijn vriend professor Falk Wiesemann van de Heinrich Heine-Universität in Düsseldorf heeft daar een bijzonder fijnzinnige catalogus bij geschreven, waarin hij de objecten niet alleen zorgvuldig heeft beschreven, maar ze ook een cultuurhistorische achtergrond heeft gegeven die het mogelijk maakt de objecten in de tijd van hun ontstaan en hun gebruik te begrijpen, zonder de objecten daarmee, zoals dat in het Duits zo mooi heet, te ‘verharmlosen’, onschuldig te maken. Het begeleidende boek heet Antijüdischer Nippes und populäre "Judenbilder". Die Sammlung Finkelstein en is in 2005 bij Klartext Verlag in Essen verschenen.

In de vele discussies die we in de aanloop naar die tentoonstelling gevoerd hebben over zin en onzin van zo’n tentoonstelling en, toen eenmaal besloten was dat er een educatief doel gediend was met de tentoonstelling, over individuele objecten, kwam regelmatig de vraag aan de orde hoe we zo zeker wisten dat het object waar we naar keken een antisemitisch object was en niet, bijvoorbeeld, gewoon een wat uitgesproken verbeelding van wat vaak als een oriëntaals uiterlijk gezien wordt. We hebben er uiteindelijk voor gekozen in de catalogus die twijfel overeind te laten en te benoemen, ook omdat wij het in sommige gevallen niet eens waren met de verzamelaar!

Terug nu naar de munten van mijn Newyorkse kennis. Ze bevatten teksten die, toen ik de foto’s eenmaal op het veel grotere scherm van mijn iPad kon zien, Nederlands bevatten. Bij de figuur met de stompe neus: DEN GVLDYN VAN NAZARIVS en bij de figuur met de spitse neus: LEYF HEBBER DER NUESEN 1576. Vooral de figuur met de spitse neus zou met onze hedendaagse gesensibiliseerde ogen inderdaad goed als een klassieke antisemitische karikatuur van een Joods uiterlijk kunnen worden gezien, maar is dat ook zo? Via wat digitale kanalen kwam ik op een artikel van een muntenspecialiste, Maria Goverdina Antonia de Man, die aan het begin van de vorige eeuw een artikel over deze en een aantal verwante munten heeft geschreven. Het heet ‘Het Neuzengilde of dat van Nazarius of Nazareth’, is verschenen in het Jaarboek van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Munt- en Penningkunde 2 (1915) p. 99-128 en is hier te downloaden. Zij beschrijft gedetailleerd het bestaan van penningen van ‘Neuzengilden’, die ze beschrijft als:

'een soort van gildepenningen ..., of, wil men liever, satirieke penningen, behoorende aan gezelschappen die waren opgericht met het doel, zichzelven van tijd tot tijd luidruchtig en vroolijk te vermaken ...Wij weten allen, hoe in de 16e en 17e eeuw onze voorvaderen nu en dan uit hunne gewone ernstige plooi konden geraken en dan bij feestelijke gelegenheden dikwijls de dolste pret maakten. Het ging daar somtijds zeer luidruchtig en niet minder hoogst verkwistend toe, zoodat de plaatselijke besturen menige ordonnantie en plakkaat tegen dat onverstandig feestvieren het licht hebben doen zien. Op bruiloften, gildemaaltijden, jaardagen, doopmalen, kermissen en andere feestelijke dagen echter, bij welke gelegenheden meestal veel gegeten, maar vooral ook veel gedronken werd, kon men toch niet altijd praten, schertsen en lachen, men wilde wel eens uitrusten ook, vandaar dat in de pauzen voordrachten van allerlei aard werden gehouden, die somtijds vol ernst maar meestal de dwaasheid zelve waren ... Men volgde echter gaarne in alles de officieele gilden na, zoodat het begrijpelijk is, dat ook voor narrengilden en dergelijke statuten en artikelen werden opgesteld, waaraan men zich stipt had te houden. Het spreekt vanzelf, dat deze artikelen veel dwaasheden bevatten. Welnu, aan een dergelijk jolig gezelschap danken vermoedelijk de bovengenoemde neuzenpenningen hun ontstaan. Wij bedoelen hier het zoogenaamde Neuzengilde.'

In het artikel worden vervolgens de statuten van zo’n neuzengilde besproken, met daarin vermelding van welk type neuzen wat voor belasting met zich meebrengt. Wie meer wil lezen, kan het artikel zelf naar zijn computer halen met bovenstaande link. Het is melige kost.

De tekst betekent dus ‘Het Gilde van Nazarius’, ‘Liefhebber der Neuzen, 1576’. De vreemde spelling van enkele van de woorden leidt de schrijfster van het artikel tot de veronderstelling dat de penning uit de omgeving van Antwerpen afkomstig is en zij vermoedt dat Nazarius, of Nazareth, op andere penningen, alleen maar vanwege de klankovereenkomst met het woord ‘neus’ voorkomt. Van Joden wordt niet gerept ... en dat is bij een munt uit 1576 ook niet verwonderlijk, aangezien er toen nog nauwelijks Joden in de Nederlanden verbleven. Er is na 1915 zeker nog over deze ‘Neuzengildes’ geschreven, maar voor een boekhistoricus was deze uitweiding, als antwoord op een vraag van een relatie, even genoeg. Ik beschouw het vooral als een leerzame exercitie: niet alles is altijd wat het lijkt. Gelukkig maar.

Reageren op dit item is niet meer mogelijk.
Emile, Je schrijft over de omgeving van Antwerpen waar die munten vandaan zouden komen. Er bestaat in Oost Vlaanderen een plaats die Nazareth heet. Zie ook http://en.wikipedia.org/wiki/Nazareth,_Belgium . Dat lijkt geen toeval. Groet, Marcel
Op mijn weblog: http://perkamentus.blogspot.com/ schrijf ik over mijn neuzenbibliotheek. In deel drie verwijs ik ook naar de neuzenpenningen, de publicatie van Marie de Man en jouw stukje hier op Crescas. Met bibliofiele groet, Perkamentus antiquarius

Columns 2015

Columns 2013

Columns 2011

Columns 2010

Columns 2009