Van Rue Lamartine naar Drancy

Solange Leibovici

vrijdag 14 februari 2014

Parijs. Ik ga naar de Rue Lamartine, waar zij woonde. Nummer 20. Een brede deur van ondoorzichtig glas. Je kunt er niet in als je de code niet hebt, zo gaat dat in Parijs. Ik weet dat er een binnenplaats is. Nelly, haar vroegere buurmeisje, heeft mij verteld dat zij aan de straatkant woonde, en de familie Leibovici aan de kant van de binnenplaats. Daar zijn de goedkope woningen. Als kleermaker verdiende vader Ghidale waarschijnlijk niet veel. Aan de overkant is een goed onderhouden lagere school, daarnaast een kleine synagoge. Bij de school hangt een plaquette, zoals bij veel scholen in buurten waar Joden woonden. Voor de kinderen die niet zijn teruggekomen. Iemand heeft er een bos bloemen aan vastgezet.

Ik ga weer naar het Holocaust Memorial. Daar is niets meer dan wat ik al wist. En dan naar doorgangskamp Drancy, in het noordoosten van Parijs, in de eentonige, saaie banlieue, waar kleine eengezinswoningen en flats elkaar afwisselen. Een lege plek met een grasveld in het midden, omringd door flats. Twee spoorrails met een oude goederenwagon. Daar konden 8 paarden in, of 40 mensen. La cité de la Muette was oorspronkelijk bedoeld als een geheel van goedkope flats, sociale woningbouw. Gebouwd in de jaren dertig in de vorm van een hoefijzer, werd de cité de la Muette in juni 1940 door de bezetters in beslag genomen om er tijdelijk Franse en Engelse krijgsgevangenen te huisvesten. Vanaf 1942 kwamen er tijdens razzia’s opgepakte Joden bij. Voor 63.000 van de in totaal 76.000 gedeporteerde Franse Joden werd het de laatste etappe voor de deportatie naar de uitroeiingskampen in Polen. Tijdens de oorlog was het omringd door prikkeldraad en uitkijkposten, het was bijna onmogelijk om te ontsnappen. Eerst werd het kamp gerund door de Franse politie, daarna door de SS onder leiding van de jonge officier Theodor Danneke, en uiteindelijk door de beruchte Alois Brunner. Als rechterhand van Adolf Eichmann was hij verantwoordelijk voor de deportatie van de volledige Joodse gemeenschap van Thessaloniki. In 1943 werd hij bij wijze van promotie naar Parijs gestuurd om Drancy te leiden. De leefomstandigheden verslechterden toen snel en de deportaties werden opgevoerd. Drancy werd het voorportaal van de hel, er leefden tot 50 mensen in miserabele omstandigheden in de kleine kamertjes van de cité. Hier heeft de familie Leibovici twee dagen doorgebracht, ze zijn vervolgens met konvooi nummer 37 op transport gesteld naar Auschwitz. Brunner is nooit opgepakt en is nog steeds de meest gezochte oorlogsmisdadiger ter wereld. Simon Wiesenthal en later Serge en Beate Klarsfeld hebben hem nooit kunnen vinden. Niemand weet of hij nog in leven is.

Na de oorlog zijn de flats opgeknapt, er wonen weer mensen in. Er staat een lelijk monument van okerkleurige steen en een nieuw Holocaustmuseum, waar je het archief kunt raadplegen. Maar ook hier niets nieuws. Ik hoopte op een foto, een brief misschien, een teken. Zo gaat het meestal, vertelt een vriendelijke medewerkster. Van de meeste mensen is niets overgebleven. Er hangen foto’s, brieven die uit een trein zijn gegooid. Iemand heeft geschreven: ‘Ze hebben ons voorgelogen en verraden. Over een paar dagen zijn we allemaal dood’. Dit geldt ook voor de familie Leibovici. De ouders dachten dat zij naar een werkkamp zouden worden vervoerd. Kort na het vertrek uit Drancy kwamen ze aan in Auschwitz waar ze meteen zijn vermoord. De kleine Solange, zes jaar oud, verdween van de aardbodem. Maar ik ga door. Ik kan niet anders, ik moet dit doen. Zoals de Joods-Roemeense dichter Benjamin Fondane het schrijft in Le mal des fantômes: ‘Nooit zal ik me hierbij neerleggen’.

Columns 2014

Columns 2013

Doneren

Crescas kan niet zonder jouw steun. Met elke donatie, hoe klein ook, steun je onze activiteiten en zorg je dat wij nog meer voor Joods Nederland kunnen betekenen.